Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Muziekinstrumenten

betekenis & definitie

zijn speeltuigen om muziek voort te brengen; ze kunnen practisch worden verdeeld in snaar-, blaas- en slag-instrumenten. Steunend op een classificatie van V.

Mahillon, maakten E. M. von Hornbostel en Curt Sachs echter de volgende vierdeelige rubriceering: a) Idiophonen, instr. zonder gespannen snaren of membranen, bijv.: klokken, staven, enz.
b) Membranophonen; toonopwekker is het gespannen membraan, bijv. pauken, trommen,
c) Chordophonen; tusschen vaste punten zijn snaren gespannen: strijk- en harpinstrumenten.
d) Aerophonen; de lucht is in trilling: blaasinstrumenten.

Lit.: ➝ Instrumentatie; V. Mahillon, Catal. van het mus. van muz.-instr. van het Kon. Conserv. te Brussel 1893-1922); id., Les instr. à vent (1907); K. Schlesinger, The instr. of the orchestra (1910); Curt Sachs, Reallex. der Musikinstr. (1913); id., Die modernen Musikinstr. (1923). de Klerk.

Instrumentenverzamelingen Verzamelingen van muziekinstrumenten, die de geheele geschiedenis van de muziekinstrumenten weergeven, zijn te Berlijn (Staatl. Musikinstrumenten Sammlung), Londen (South Kensington Museum), Brussel en Parijs (conservatorium), Leipzig (Heyer), Weenen (Kunsthistorische Sammlung), Kopenhagen (Musikhistorisches Museum); bekend is nog de verzameling der klavierbouwers Neupert en in Ned. die van Scheurleer in het gemeentelijk museum te Den Haag.

Lit.: Kinsky, Musikinstrumentensammlungen in Vergangenheit und Gegenwart (Jahrb. Peters, 1920); Catal. van D. Balfoort; P. Sanders, Het Mus. Scheurleer, in De Muziek (jg. 2, 312); v. Beijnum-von Essen, Klavierinstr. in het Mus. Scheurl., in De Muziek (jg. 5, 105). Piscaer.