Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Jacob (bijbel)

betekenis & definitie

De derde der patriarchen, zoon van Isaac en Rebecca, tweelingbroeder van Esau. Wegens zijn zachtere inborst was hij de lieveling zijner moeder, die hem boven zijn ruweren broeder bevoordeelde.

Hij maakte dezen het eerstgeboorterecht afhandig en ontstal hem, door een list van Rebecca, den vaderlijken zegen. Hij moest daarom vluchten naar zijn oom Laban te Haran, maar had op weg daarheen het troostvolle visioen van de hemelladder, waarom hij die plaats Bethel (huis Gods) noemde.

Hij huwde twee dochters van Laban, Lia en Rachel, en keerde na jaren van zware beproeving naar Canaan terug. Bij den overgang van den Jaboe doorstond hij een wonderbaren strijd met een engel en kreeg daarom den naam → Israël.Uit Lia en Rachel en de slavinnen Bala en Zelpha had hij 12 zonen, de vaders van de 12 stammen. In zijn ouderdom werd hij zwaar beproefd door het verlies van zijn zoon Joseph, die uit ijverzucht door zijn broeders verkocht en naar Egypte gevoerd werd. Toen deze tot onderkoning van Egypte verheven was, trok J. met zijn zonen naar Egypte, en vestigde zich in het land Gessen, waar hij stierf. Keulers In de Christelijke symboliek geldt Jacob als het type van Christus; in betrekking met Esau als tegenstelling van Nieuw en Oud Verbond, van deugd en ondeugd. De Jacobsladder is een symbool voor Maria; de sporten symboliseeren de deugden, de beide balken verzinnebeelden de alles vereenigende liefde. Voorbeelden vindt men te Bath (abdijkerk, voorgevel) en te Rome (Raffael in de Sixtijnsche Kapel). Den strijd van J. met den engel behandelden Rembrandt en Delacroix; de reis van J. vindt men reeds op een miniatuur in den → Ashbumham-pentateuch (7-9e eeuw), alsook bij Pinturicchio (Pal. Borgia); J. en Rachel bij Hugo van der Goes; J., zijn kleinkinderen zegenend, bij Rembrandt.

Lit.: L. Bréhier, L’art chrét. (21928); A. Michel, Hist. de l’art (register 216). p. Gerlachus