Handelmaatschappij - Nederlandsche, vennootschap, in 1824 ter verbetering van den handel op Ned.-Indië gesticht op instigatie van koning Willem I, die zelf in het kapitaal deelnam en garanties voor fourneering van kapitaal en dividend-uitkeering gaf. Deze nauwe band, deels in statutaire bepalingen vastgelegd, verklaart hare semi-officieele positie in de 19e eeuw, vooral toen de mij. bij consignatiecontracten de gouvernementsproducten, die de regeering krachtens het ➝ Cultuurstelsel verkreeg, ten verkoop ontving, en daardoor een overwegenden invloed op den afscheep van en den handel in koloniale producten verwierf.
De vestiging te Batavia, officieel „Factorij” genoemd, verkreeg in den volksmond de beteekenis van een voortzetting der V.O.I. Compagnie.
Een belangrijk aandeel had de mij. door de „geheime lijnwaadcontracten” aan den afzet van de Twentsche katoenengoederen; tegen verlies in den handel in die goederen werd zij door de regeering gewaarborgd tot het bedrag der in Indië geheven invoerrechten. Op de intieme relatie met de regeering werd meermalen heftige critiek uitgeoefend.
Na 1870 legde de mij. zich steeds meer toe op het verkrijgen van eigen cultuur-ondernemingen (suiker) en het financieren van die van anderen, echter met behoud van den handel in en afscheep van koloniale producten. Hierdoor behoort de mij. tot de in die dagen opgerichte zgn. cultuurbanken.
Sedert 1880 ontwikkelde zich naast dit alles een normaal bankbedrijf, zoowel in Azië als in Ned.; de ontwikkeling daarvan in internationalen zin, vooral na 1916, verlegde het zwaartepunt van het bedrijf naar Ned. met behoud nochtans van de zeer voorname plaats, die de mij. onder de Ind. commercieele en crediet-instellingen inneemt. Zij heeft thans vestigingen in de belangrijke centra in Ned.-Indië, in Britsch-Indië en Japan.
In 1935 had als gevolg van de wereldcrisis een algeheele kapitaalsreconstructie plaats. Lit.: Mansfelt, Gesch. N.H.M. (Batavia 1924).Bogaardt.