Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Gouddraad

betekenis & definitie

Gouddraad - Het gebruik van g. is zeer oud. In weefsels uit de 10e en 11e eeuw vindt men g., dat bestaat uit een dun reepje goud, spiraalsgewijze om een wollen draad of dun reepje leer gewikkeld.

Dit procédé is eigenlijk al het Egyptische g. Het Cyprische g. in Klein-Azië heeft als kern een vogeldarmpje.

Dit g. is in Europa algemeen in gebruik tot aan de Renaissance. Het Chineesche g. bestond uit een reepje verguld papier, gewikkeld om een zijden draad.

Het Lyonsche g. is een verguld reepje zilver, om een zijden of linnen draad gewikkeld. Dit g. is vanaf de Renaissance tot nu toe in gebruik onder den naam van echt goud.

Half echt is koper verguld, onecht is koper door zinkdamp aan de oppervlakte tot messing gemaakt. In de tegenw. metaalweefsels (goudbrokaat, zilverbrokaat) worden veelal metaalreepjes ingeweven. J.

Ruiten
Gouden Bul Alg. benaming voor elke oorkonde, die van een gouden zegel is voorzien. In het bijz. wordt hiermee echter bedoeld: 1° De G. B. van 1356, die op den rijksdag van Neurenberg werd gepromulgeerd en na enkele wijzingen op den rijksdag van Metz van hetzelfde jaar door de vorsten aanvaard werd. Buiten een voorrede bestaat zij uit 31 hoofdstukken, waarin de keuze van den Roomsch-koning nader wordt omschreven en rechtens aan de zeven keurvorsten wordt opgedragen, nl. aan de aartsbiss. van Mainz, Trier en Keulen, den koning van Bohemen, den graaf van den Rijnpaltz, den hertog van Saksen en den markgraaf van Brandenburg. Bovendien werden de keurvorsten bevestigd in de souvereine rechten over hun landen, d.i. in de zgn. regalia: het munten tolrecht, de hoogste rechtspraak, terwijl verder voor hen de erfopvolging in de mannelijke linie werd vastgelegd. Wachters
2° De bul van keizer Karel IV voor Brabant, uitgevaardigd in 1349; bepaalde, dat geen bewoner van Brabant of Limburg, sinds 1288 met Brabant één, voor eenige rechtbank buiten die gewesten mocht gebracht worden.

Uitg. : De Dynter, Chron. Ducum Brab. (uitg. de Ram, II, 667-675).