Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Geweer

betekenis & definitie

Geweer - aanvankelijk een verzamelwoord voor draagbare wapenen, nl. zijdgeweer (zwaard, degen) en schietgeweer. Thans wordt hieronder alleen het schietgeweer verstaan.

De eerste g. uit de 2e helft der 14e eeuw ontvingen den naam van hand-, lood-, knip- en haakbussen. Zij bestonden uit een ijzeren buis met massieven ijzeren of houten staart, welke later door een lade werd vervangen, en verschoten een ijzeren, later een looden kogel.

De haakbus uit de 15e eeuw had een grooter kaliber, was langer en voorzien van een haak (waaraan de naam was ontleend), die tegen den buitenkant van den vestingmuur geplaatst werd om den terugstoot op te vangen; bij gebruik in het open veld werd de haakbus op een vork geplaatst. In de 15e eeuw werden de haakbussen voorzien van een lontslot, in de 16e eeuw werden zij lichter gemaakt, het kaliber werd 16 à 18 mm.

Om de manschappen te beschermen tegen de kogels der haakbussen werden de harnassen verzwaard; als gevolg daarvan werd het kaliber der vuurwapenen vergroot en ontstonden de musketten, waarmede de musketiers waren bewapend. Zoo maakte men onderscheid tusschen de musketiers of zware en de haakbusschutters of lichte infanterie.

De musketten hadden een kaliber van ong. 23 mm, wogen 8 à 9 kg en verschoten een kogel van 58 g. Ca. 1700 werd i.p.v. het lontslot het vuursteenslot algemeen ingevoerd; door vermindering van het gewicht der haakbussen verviel de vork.

In het midden der 17e eeuw werd de bajonet ingevoerd; de wijze van medevoering van kruit en kogel werd verbeterd door invoering van de patroon. In het begin der 19e eeuw kwam een belangrijke verbetering tot stand door de invoering der percussie-geweren, waarbij voor de ontsteking der buskruitlading gebruik werd gemaakt van een knalpreparaat.

Hoewel reeds in de 15e eeuw g. met rechte trekken, dienende om het kruitslijm op te nemen, waren vervaardigd, kwamen de getrokken g. eerst in het midden der 19e eeuw in gebruik, gepaard met het gebruik van puntprojectielen, in plaats van ronde kogels; en met lading langs de kulas. Deze eerste achterlaadgeweren werden in 1864 door de Pruisen in den oorlog tegen Denemarken en in 1866 tegen Oostenrijk aangewend; het waren de zgn. zündnadelgeweren van den wapenfabrikant Dreyse.Vooral in den Amer. burgeroorlog kwamen de achterlaadgeweren tot hun recht door de invoering van de metalen patroonhulzen, waardoor gasdichte afsluiting van den loop verkregen was en geen hinderlijke aanzetting van buskruitslijm in het slot meer voorkwam. De kalibers werden verkleind tot ca. 11 mm. Door de Amerikanen Henry en Spencer zijn de eerste bruikbare repeteergeweren geconstrueerd, waardoor het mogelijk werd met behulp van een magazijn, bevattende eenige patronen, meerdere schoten achter elkaar af te geven, zonder voor elk schot opnieuw te moeten laden. Door de uitvinding van het rookzwakke buskruit en de mantelprojectielen werd het daarna mogelijk het kaliber der geweren nogmaals te verkleinen tot ong. 6,5 à 7 mm. Het eerste Ned. achterlaadgeweer was het Snidergeweer (een gewijzigde getrokken voorlader van mm). Daarna werd het Beaumontgeweer M. 71 van 11 mm met een hard looden kogel van 25 g ingevoerd, hetwelk volgens het stelsel Vitali tot een repeteerwapen werd gewijzigd.

Het tegenw. geweer M. 1895 is van het type Mannlicher met een kaliber van 6,5 mm. In het laatst der 19e eeuw kwamen de zelflaadgeweren naar voren, zijnde repeteergeweren, die zoo zijn ingericht, dat, indien een schot is afgegeven, voor het openen en sluiten van den loop en het inbrengen van een nieuwe patroon niet de medewerking van den schutter wordt vereischt, doch de hiervoor noodige arbeid door den gasdruk of het arbeidsvermogen van den terugstoot wordt geleverd. Hoewel zelflaadpistolen reeds algemeen in gebruik zijn, zijn thans zelflaadgeweren nog slechts in enkele landen in beperkte hoeveelheden ingevoerd.

Lit.: Handl. tot de kennis der Art. voor de cadetten van dat wapen (afd. Techniek, hfst. IV, Draagbare wapenen en munitie der handvuurwapenen).

Nijhoff.