Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Emissielijnen

betekenis & definitie

Het spectrum, uitgezonden door gassen of dampen, bestaat in het algemeen uit zeer smalle gebieden, emissielijnen genaamd, die te zamen een emissiespectrum vormen. Elk dezer lijnen correspondeert met een straling van bepaalde golflengte. (Voor de oorzaken, die leiden tot een eindige breedte van de lijnen, ➝ Lijnverbreeding.) De plaats der lijnen in het spectrum, m.a.w. hun golflengte, is karakteristiek voor het emitteerende gas en kan dus als herkenningsmiddel voor het betreffende element gebruikt worden (➝ Spectraalanalyse).

Het aantal der lijnen varieert zeer sterk bij de verschillende elementen: in het zichtbare deel van het spectrum geeft natrium bijv. slechts een enkele, gele, lijn, terwijl bijv. ijzer duizenden lijnen uitzendt. Dit aantal en de relatieve intensiteit der lijnen hangen in sterke mate af van de wijze waarop, of de omstandigheden waaronder het gas tot lichten gebracht wordt.

Bij gassen, die uit moleculen bestaan, komen de lijnen voor in groepen, die zich bij een klein oplossend vermogen als banden voordoen (➝ Bandenspectrum). Bij atomaire gassen zijn de lijnen geïsoleerd, zoodanig echter, dat er bij de elementen uit de eerste drie groepen van het ➝ periodiek systeem een verband bestaat tusschen de golflengten van bepaalde lijnen, die daarom in zgn. ➝ spectraalreeksen gerangschikt kunnen worden.

In de verdere groepen van het periodiek systeem worden de spectra steeds gecompliceerder, totdat bij de ijzergroep in het geheel geen reeksen meer gevormd kunnen worden. Toch kan men ook hier nog relaties tusschen bepaalde lijnen vinden (➝ Multipletten).De golflengten der lijnen uit een reeks verschillen naargelang van de omstandigheid of de emitteerende atomen neutraal of geïoniseerd zijn. Het eerste is het geval, wanneer de energie, waarmee de straling opgewekt wordt, relatief klein is, bijv. emissie van een gas, in een boog of vlam gebracht (➝ Spectrum); het tweede bij opwekking met relatief grootere energie (➝ Vonkspectrum). In het laatste geval correspondeeren met de verschillende ionisatiemogelijkheden voor een atoom (één-, twee-, enz.-waardig ion) verschillende vonkspectra (van de eerste, tweede, enz. orde).

De emissielijnen bij ➝ röntgenspectra zijn steeds te rangschikken in reeksen (➝ K-, L-, M-, N-reeks), die voor alle elementen een bijna analogenbouw hebben en waarvan de golflengten der overeenkomstige lijnen bij opvolgende elementen in een eenvoudig verband staan.

Het optreden van spectraalreeksen is het eerst bij waterstof geconstateerd door Balmer (1885) en verklaard door Bohr (1913) met behulp van bepaalde voorstellingen over den bouw van het atoom en over het proces van de stralingsemissie.

Rekveld.