Ten gevolge van de beweging van de sterren in de ruimte veranderen hun plaatsen aan den hemelbol. Deze verplaatsing, die in 1718 door Halley ontdekt werd, heet eigenbeweging, in tegenstelling met parallax, aberratie en praecessie.
Ze is in den regel kleiner dan 0,5" per jaar; de grootste bekende e. is 10" per jaar (ster van Barnard). Voor verder verwijderde sterren zal de e. in het algemeen kleiner zijn.
Kapteyn gebruikte bij zijn statistische onderzoekingen de e. te zamen met de schijnbare helderheid als een kenmerk voor den afstand van een ster.Is de parallax, dus de afstand van een ster bekend, dan is uit de e. de component van de snelheid loodrecht op de gezichtslijn af te leiden. Kent men dan bovendien de → radieele snelheid, dan is de totale snelheid van de ster te berekenen. De snelheden der sterren vertoonen bepaalde regelmatigheden. Vooreerst heeft ons zonnestelsel ook een beweging, die zich afspiegelt in de e. der sterren (→ Parallactische beweging). Maar ook de bewegingen, zooals we die zouden waarnemen, wanneer de zon t.o.v. de omringende sterren in rust was (peculiaire e.), zijn niet volgens het toeval verdeeld. → Ellipsoidaalhypothese; → Sterstroomen. De theorie van de → rotatie van het melkwegstelsel geeft een bevredigende verklaring van de waargenomen snelheidsverdeling.
Er zijn groepen van sterren bekend, die gelijke en evenwijdige snelheden hebben, dus bij hun beweging steeds bij elkaar blijven en een soort open sterrenhoopen (moving clusters) vormen. → Sterstroomen. Voorbeelden: de → Hyaden en de Ursa Major-groep, waartoe enkele sterren van den Grooten Beer en Sirius behooren. Reesinck