Cantor (pers) - 1° Georg F. L. Ph., Duitsch wiskundige, van Deensche afkomst, schepper van de leer der verzamelingen (Mengenlehre). * 19 Febr. 1845 te St. Petersburg, ♰ 6 Jan. 1918 te Halle; 1871 buitengewoon, 1879—1913 gewoon hoogleeraar te Halle.
Zijn theorie der verzamelingen werd aanvankelijk met weinig instemming ontvangen (critiek van Kronecker), is langzamerhand evenwel tot een der fundamenten der moderne wiskunde geworden. Wel geven sommige der door C. gedefinieerde begrippen aanleiding tot antinomieën. Deze kunnen slechts worden vermeden door in de definities van C. wijzigingen aan te brengen. De discussies hierover hebben geleid tot het onderzoek van de grondslagen der wiskunde.
U i t g.: Gesammelte Abhandlungen (E. Zermelo, Berlijn 1932 ; met biographie van A. Fraenkel). “Dijksterhuis.
” 2° Moritz B., vooraanstaand historicus der wiskunde. * 23 Aug. 1829 te Mannheim, ♰ 10 April 1910 te Heidelberg. Vanaf 1863 hoogleeraar te Heidelberg. Schreef: Vorlesungen über Geschichte der Mathematik (Leipzig I 31907; II 31913; III *1901; IV 1908). Het vierde deel is geschreven door verschillende medewerkers. Het geheele werk, hoewel thans in menig opzicht verouderd en in details niet zelden onnauwkeurig, blijft een standaardwerk voor de geschiedenis der wiskunde. “Dijksterhuis”.
3° Petrus, → Petrus Cantor.