Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Blum

betekenis & definitie

Blum - 1° Carl Robert, muziekpaedagoog en publicist. 7 Maart 1889 te Kassei. Leerling van X. en Ph.

Scharwenka, Fr. Gruniche, Fr. Gerusheim, Kretzschmar, Friedlander, Fleischer, Wolf en Otto Leszmann. Hij stichtte te Berlijn een Akademie für musikalische Vortragskunst, die later vereenigd werd met het Mohrsche Konservatorium für Musik, van welke instelling B. in 1919 directeur werd. Als publicist verwierf hij bekendheid met „Das moderne Tonsystem in seiner erweiterten und vervollkommneten Gestaltung”, waarin hij zich schaart aan de zijde der voorstanders van een drieslachtig toonstelsel op monistischen grondslag. B., die ook als criticus o.a. aan „Die Musik” medewerkte en eenige composities maakte, is bovendien uitvinder van een electrischen muziekchronometer, waarover hij in 1926 een geschrift publiceerde, getiteld: „Das Musik-Chronometer und seine Bedeutung für Film-, Theaterund allgemeine Musikkultur.” Hanekroot.

E r n e s t, Fransch tooneelschrijver voor het groote publiek. Zijn draken van oppervlakkige operetten-comiek bezorgden hem een tijdlang groote populariteit. 1836 te Parijs, ♱ 1907 aldaar.
3° Hans, Zwitsersch bouwmeester en graveur, was geboortig uit Lohr a/d Main, werkte ong. 1650 te Zürich. In zijn leerboek „Quinque Columnarum exacta descriptio atque delineatio” (1550, van aanhangsels voorzien en met zeer goed gestoken gravures verlucht) legde hij de dogmatica der Duitsche Renaissance vast.

L i t.: Haupt, Baukunst der Renaissance in Frankreich und Deutschland (II 1923). Knipping.

4° Joachim Christian, Duitsch prozaschrijver van de sentimenteele richting, die op het einde der 18e eeuw de Romantiek aankondigt (zie PraeRomantiek). Zijn Spaziergänge (1774) in Nederland reeds in 1778 als „Sentimenteele Wandelingen” (2 dln. Amsterdam) vertaald, bevorderden mede bij ons den smaak voor ziekelijke gevoeligheid. 19 Nov. 1739 te Rathenow, ♱ 28 Aug. 1790 te Frankfort a. O.

L i t.: J. Frank in Allgem. Deutsche Biogr. (II 1874). Baur.

5° L é o n, Fransch politicus, 9 April 1872 te Parijs. Eerst tooneelcriticus; in 1895 auditeur van den Raad van State; in 1919 volksvertegenwoordiger en leider der socialistische fractie. In 1924 stichtte hij met anderen het linksche kartel, dat bij de verkiezingen van Mei 1924 Poincaré ten val bracht.

Werken: Nouvelles conversations de Goethe avec Eckermann (1897—1900); Au Théâtre (1905—1911); Du Mariage (1907); Stendhal et le Beylisme (1914).

6° Otto, Duitsch verkeers- en stedenarchitect, 1876 te Neunkirchen; sinds 1906 professor van verkeers- en spoorwegwezen en stedenarchitectuur aan de technische hoogeschool van Hannover.

Voorn. werken: Stations en havens. — Geschriften: Städtebau (voortloopende serie monographieën); Verkehr und Betrieb, in de Handbibliothek van Otzen; Eisenbahngeographie.

< >