Arrha - Handgeld, handgift. De a. had in het klassieke Rom. recht de strekking bewijs te leveren voor het tot stand komen eener overeenkomst (a. confirmatoria). Bedrag der a. in mindering gebracht op prestatie, waartoe degeen, die ze gegeven had, zich verbonden had (bijv. in mindering op koopprijs). In het Justiniaansche recht trad meer op den voorgrond de a. als een vorm van rouwgeld (a. poenitentialis). Met name bij koopovereenkomst werd zeer gebruikelijk het beding, dat partijen eerst voor goed gebonden zouden zijn aan te voren gemaakte mondelinge afspraken, zoodra deze op schrift gebracht zouden zijn.
Tot op dat tijdstip waren partijen vrij met betrekking tot de gemaakte afspraken terug te treden, maar verbeurden dan de aanspraak op teruggave der arrha, c. q. moest de terugtredende ontvanger der a. de dubbele waarde der a. betalen aan medecontractant. In art. 1500 en 1637 e Ned. B.W. is de a. behouden als a. confirmatoria, doch werkt practisch veelal — op grond van gebruik — als a. poenitentialis. Cf. art. 1590 en 1715 Belg. B.W.
Lit.: E. Popesco, La fonction pénitentielle des arrhes dans la vente sous Justinien (Parijs 1925). Hermesdorf