Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Ambtsontheffing

betekenis & definitie

Ambtsontheffing - Hieronder vatten we samen al de verschillende wijzen, waarop een geestelijke, die een kerkel. ambt rechtens bezit, dit ambt zelf (niet alleen de uitoefening ervan) en dientengevolge de daaraan verbonden rechten en verplichtingen verliest. Behalve door den dood van den ambtsdrager of doordat de vastgestelde tijd, waarvoor men benoemd is, verstreken is , kan dit geschieden (cf. C.I.C. can. 183—195):

1°door vrijwilligen afstand (renuntiatio expressa), mits deze door de wettige overheid wordt aanvaard, of door het stellen van een bepaalde daad, die door het kerkel. recht als een stilzwijgende afstand wordt beschouwd (renuntiatio tacita: can. 188);
2°door gedwongen verwijdering uit het ambt door het bevoegde kerkel. gezag, waarbij we weer onderscheiden a)privatio, d.i. ontzetting als straf voor bep. delicten, bij rechterlijk vonnis of krachtens vaststelling in den Codex (ipso iure); b)amotio (remotio), ontzetting uit het pastoorsambt met inachtneming van een bep. procedure (can. 2147—2161): c)dimissio, een ontheffing zonder eenige procedure bij administratief decreet, hetgeen om iedere goede reden, doch alleen bij sommige ambten, die nl. ad nutum amovibilia zijn, mogelijk is;
3°door verplaatsing (translatio) naar een ander ambt, waarvoor, wanneer de ambtsdrager toestemt, geen bep. vorm vereischt wordt, doch anders de procedure van privatio of amotio moet worden onderhouden;
4°sommige ambten, m.n. van vicaris-generaal, gaan verloren, als degene, die het vergeven heeft (i.c. de bisschop) zelf zijn ambt verliest; dit is ook het geval, als het ambt is verleend onder de beperking ad beneplacitum nostrum.
W. Mulder.