Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

SPIRITUALITEIT

betekenis & definitie

(Lat.: spiritus, spiritualis, geest, geestelijk, onstoffelijk) is de moderne theologische naam voor: geestelijk leven, de omgang van de Christenziel naar God. De katholieke spiritualiteit is in haar grond één.

Niettemin hebben er zich in de loop der tijden verschillende typen of „scholen” van spiritualiteit ontwikkeld, waarin het christelijk levensideaal verschillende gestalten heeft aangenomen. De verschillende typen van katholieke spiritualiteit zijn niet van tevoren uitgedacht, doch als vanzelf gegroeid; zij staan niet streng gescheiden naast elkander, doch lopen gemakkelijk in elkander over; zij verschillen slechts doordat accenten verschillend worden gelegd en vallen goeddeels samen met de idealen van enkele markante kloosterstichtingen.

Naast deze spiritualiteit van religieuzen ontwikkelt zich in de Kerk een oorspronkelijke spiritualiteit van priesters en leken in de wereld,1.De BENEDICTIJNSE spiritualiteit. De monnik leeft afgescheiden van de ijdele en vergankelijke wereld en is bekommerd om God alleen te vinden. De monniken leven tezamen in een stabiele gemeenschap, een familie, waarvan de abt de vader is. De ascese van het monnikenleven is die van de drie evangelische raden; verder van het gemeenschappelijk leven en van het stilzwijgen. Een monnik is een zwijgend mens; de Benedictijnse sfeer is er een van stilte en vrede. Inzake uiterlijke ascese toont de Benedictijnse spiritualiteit een karakteristieke noot van gematigdheid en menselijkheid. De hoofdbezigheid in het monnikenleven is God loven in het gemeenschappelijk getijdengebed (zie Gebedstijden), over heel de dag verdeeld, opus Dei, werk Gods bij uitstek, waar niets boven gesteld mag worden. Daarnaast komt de lectio divina: goddelijke lezing: bijbellezing en theologiestudie, georiënteerd op het gebed. Als derde: handenarbeid, passende bij het arme, nederige leven en zeer doeltreffend voor het bewaren van psychisch evenwicht.
2.De FRANCISCAANSE spiritualiteit is de spiritualiteit van ,,ik leef, niet meer ik, maar Christus leeft in mij ’ ’. Deze beweegt zich geheel rond de persoon van Jesus. Wezenskenmerken zijn: tedere wederliefde tot Jesus; godsvrucht tot de mensheid van Jesus; streven naar gelijkvormigheid met Jesus: vandaar grote voorliefde voor de Bruid de Armoede: arm zijn met de arme Jesus; eenvoudigheid, nederigheid, blijmoedigheid, optimisme, vertrouwelijke omgang met Vader God; liefdevoor de natuur: voor de Franciscaanse ziel is heel de schepping goed: zij komt van God en voert naar God, als zij in God en Christus wordt bemind; tenslotte sterke apostolische instelling.
3.De DOMINICAANSE is de spiritualiteit van de actie, voortkomend uit de volheid der contemplatie: het goddelijke schouwen en het geschouwde aan anderen ter schouwing doorgeven. Hoogste activiteit van de geestelijke mens bestaat in het schouwen der goddelijke dingen: vandaar intense beoefening der theologie. Uit de kennis vloeit voort de liefde, uit welker volmaaktheid de volmaaktheid van de Christenmens op aarde bestaat. Het werk van onze heiligmaking is het werk van Gods souvereine genade, doch Gods genade tast de vrijheid van de mens niet aan, integendeel, juist onder invloed van de genade is de mens volledig vrij en in staat God vrij te beminnen. Geen despotisme van de geest doch een gematigde ascese: de hartstochten moeten niet bestreden doch gezuiverd worden en in dienst gesteld van het deugdenleven, waarbij de ganse mens betrokken is. De gehoorzaamheid bestaat niet zozeer uit zijn wil onderwerpen aan de wil van de overheid als uit het algemeen welzijn nastreven, de door Gods wijsheid gestelde orde, die de overste moet realiseren en waarbij hij de hulp van zijn medehelpers nodig heeft. Niet blinde maar zoveel mogelijk verlichte gehoorzaamheid is het ideaal: de overheid beveelt niet aan minderjarigen, maar aan volwassenen: een georganiseerd apostolisch leger, dat strijdt om de waarheid in de wereld te verbreiden. Typische gebedsvorm, die vanuit deze spiritualiteit burgerrecht verkregen heeft in de ganse Kerk, is de Rozenkrans.
4.De spiritualiteit van de CARMEL (ZIE Carmelieten) is die van de „woestijn”, de afzondering, de eenzaamheid, die gevuld wordt met Gods tegenwoordigheid. Flaar hoofddoel is de contemplatie, de directe vereniging met God in het voortdurend doorgezet inwendig gebed (met een minimum aan gebedsmethode), het ervaren en beleven van Gods tegenwoordigheid in een klimaat van stilte en eenzaamheid, het leven verborgen in God. Inwendige zuivering van hart en geest, „geestelijke armoede” is conditie voor vereniging met God. Toch is deze spiritualiteit niet zuiver contemplatief: in de contemplatie ontstaat de ijver voor God en het heil der zielen. In deze spiritualiteit bekleedt de Maria-verering een grote plaats: Onze Lieve Vrouw van de berg Carmel, „het sieraad van de Carmel”. Zij is het type van de God schouwende en met God verenigde ziel. Opmerkenswaard is, dat juist de beoefenaars van deze spiritualiteit, waarin het beschouwend gebed zulk een overheersende plaats inneemt, grote aandacht hebben voor de studie van de moderne psychologie, ongetwijfeld uit zorg om gezond psychisch evenwicht te garanderen (Etudes Carmelitaines).
5.De spiritualiteit van „DE NAVOLGING VAN CHRISTUS” is die van de vervolmaking van de inwendige mens en steunt op deze twee pijlers: zichzelf kennen, om zijn ongeregelde neigingen te versterven en vooral Christus kennen, om diens deugden in zijn hart over te planten. Grote godsvrucht tot het heilig Sacrament des Altaars.
6.De IGNATIAANSE spiritualiteit, door Ignatius neergelegd in zijn Geestelijke Oefeningen (zie Exercitia spiritualia), is de spiritualiteit van de meerdere eer van God, of meer bepaald: die van de dienst in de Kerk, onder de standaard van het Kruis, tot eer van de Vader. Het grondbeginsel van deze spiritualiteit is, dat de mens geschapen is om God te dienen en daardoor zijn ziel zalig te maken. De overige dingen op het aanschijn der aarde zijn geschapen voor de mens, om hem te helpen zijn doel te bereiken. Daaruit volgt, dat de mens in zover daarvan gebruik moet maken als ze hem tot zijn doel behulpzaam zijn en zich daarvan moet ontdoen als ze hem daarbij hinderen. De dienst van God is de dienst van Christus, de eeuwige Koning, die ieder mens oproept in zijn dienst te treden, met hem te delen in zijn werken en lijden, om hem ook te volgen in zijn heerlijkheid. Zij, die zich in liefde hechter aan Christus willen binden en zich willen onderscheiden in de algehele dienst van hun eeuwige Koning, zullen bovendien de strijd aanbinden met hun eigen zinnelijkheid en met hun liefde voor vlees en wereld en Christus na willen volgen in het verdragen van alle onrecht, smaad en armoede. Tegenover de standaard van Christus, hun Opperbevelhebber en Heer, staat de standaard van Lucifer, doodsvijand van onze menselijke natuur, die de mens ten verderve wil brengen. Ignatius is daarbij geheel man van de Kerk: Christus dienen, onder de standaard van het Kruis strijden, is steeds dienst in de éne, zichtbare, strijdende Kerk van Christus. Dienst van Christus veronderstelt noodzakelijk eenheid met en gehoorzaamheid aan Christus’ Kerk, is daarom dienst van de Kerk. In deze spiritualiteit ligt de nadruk op het individuele inwendige gebed, dat verloopt volgens bepaalde methodes (zie Meditatie) en zich vooral bezighoudt met de beschouwing van het leven van Christus; groot belang wordt gehecht aan gewetensonderzoek over bepaalde deugden of ondeugden, uitvoeren van voornemens, en aan jaarlijkse retraite, dagen van afzondering alleen met God en zijn eigen geweten. Grote voorkeur en ijver voor de godsvrucht tot het heilig Hart van Jesus. Weinig gevoel voor liturgie. Gehoorzaamheid sluit in totale onderwerping aan de wil van de overste als aan de wil van God.
7. De spiritualiteit van Sx. FRANCISCUS VAN SALES is die van de goddelijke liefde, die bestaat in het volbrengen van Gods Wil. Wel zover mogelijk verwijderd van alle religieus pessimisme: God is een God van liefde, goedheid en barmhartigheid en de mens, ook de gevallen mens, is van nature geneigd God te beminnen: Gods genade, die ons God doet beminnen, vindt in de neigingen van ons hart geen vijand, maar een bondgenoot. God beminnen, die mij bemint, is in deze spiritualiteit doel en middel van heel het geestelijk leven. Zij is daarom zeer positief: haar toeleg is niet rechtstreeks de ondeugd te bestrijden maar de liefde aan te kweken, die de minnende ziel in alle omstandigheden zal doen nastreven wat God wil, die zij bemint. In de liefde tot God is alle goed opgesloten. De waarde van alle goede daden moet gemeten worden aan de liefde, waarmede zij worden gesteld. Heiligheid is mogelijk in iedere levensstaat: wij moeten daar waar wij staan doen wat God wil: plichten van staat. De goddelijke wil aanvaarden is beter dan zelf zijn goede werken en verstervingen kiezen; vandaar grote waarde van gehoorzaamheid: in het bevel van een wettige overheid wordt mij Gods wil kenbaar. Heiligheid heeft niets te doen met het doden van gevoelens, maar alles met de onderwerping van zijn wil aan Gods wil. De Christen kan aan zijn geest, hart en lichaam alle cultuur geven, die met de christelijke moraal verenigbaar is: deze cultuur is een positief goed (devoot humanisme). Het grote middel om de liefde tot God te cultiveren is het inwendige gebed, dat voor iedereen bestemd en mogelijk is. Het bestaat uit het doordenken van een gewijde tekst of een goede gedachte, waardoor deze -werkdadig worden in vrome gevoelens des harten en deugdzame daden. De daarbij te volgen methode wijst de ervaring voor iedereen afzonderlijk uit. Als algemeen schema geldt: voorbereiding, nadenken, gevoelens des harten, goede voornemens. Daarnaast wordt grote waarde gehecht aan spontane schietgebeden door de dag. Bij het ontvangen der sacramenten ligt de nadruk op de inwendige gesteldheid: voorbereiding en dankzegging.
8. De spiritualiteit van de FRANSE SCHOOL der 17de eeuw (Bérulle, Condren, Olier, stichter van het Parijse seminarie Saint-Sulpice, St. Johannes Eudes) is die van de eredienst des Vaders in vereniging met Christus, de volmaakte dienaar Gods. Het christelijk leven is een liefdevolle eredienst aan God, een akt van aanbidding. Alleen Jesus Christus, mensgeworden Zoon van God, hoofd van het Mystieke Lichaam der Kerk, brengt volmaakte eredienst aan God: Hij is de volmaakte aanbidder van de Vader. Wij krijgen deel aan deze volmaakte Godsverering door deel te nemen aan de mysteriën van Christus’ leven, waardoor Christus zijn Vader volmaakte eer heeft gebracht: door in te treden in de gesteltenissen en gevoelens van Christus bij elk van zijn mysteriën en deze tot de onze te maken. De drie grote mysteriën, waar deze spiritualiteit zich om beweegt, zijn Jesus’ Kindsheid, zijn Dood en zijn Verrijzenis. Om zich de geest van Jesus eigen te maken, moet de mens zich van zichzelf onteigenen: zoals de mensheid van Christus geen eigen, maar alleen de goddelijke persoonlijkheid van het Woord heeft, zo moet ook onze natuur geen zelfstandig bestaan meer leven buiten Christus. Machtig middel om in te treden in Christus’ mysteriën is het inwendige gebed, bestaande uit drie gedeelten: aanbidding: Jesus voor onze ogen, deelname: Jesus in ons hart, samenwerking: Jesus in onze handen.
9.De spiritualiteit van de DIOCESANE CLERUS, die uitsluitend in dienst staat van de zielzorg in het diocees, waartoe hij behoort, en daar de zielzorg uitoefent over een eigen kudde, is die van de goede herder, die zijn leven geeft voor zijn schapen. De grote deugd in deze spiritualiteit is de herderlijke liefde. Deze deugd geeft vorm aan geheel het bestaan van de diocesane priester. Alle eigen daden van zijn eigensoortelijk priesterleven zijn akten van herderlijke liefde. Het grote eigen heiligingsmiddel van de diocesane priester is het vervullen van zijn herderlijke bediening. Deze bevat een dagelijks terugkerende ascetische zuivering, is een onafgebroken reeks liefdedaden en sluit als zodanig een eigen navolging in van Christus als goede herder.
10.Van de algemene spiritualiteit van DEZE TIJD kan men het volgende zeggen: a. Zij voedt zich aan de H. Schrift en aan een herleefde theologie: de leer van het Mystieke Lichaam van Christus, de heilsbetekenis van alle mysteriën van Christus, niet alleen van zijn geboorte en lijden, doch ook van zijn verrijzenis, hemelvaart, zending van de H. Geest en wederkomst; de leer over de eucharistie, niet alleen als werkelijke tegenwoordigheid maar ook als sacramenteel offer, waaraan men deelneemt in de communie; de leer over de sacramenten in het algemeen, niet alleen als tekenen van genade, maar ook als tekenen van geloof; het primaat der goddelijke deugden, geloof, hoop en liefde en de beslissende betekenis van de voorzichtigheid of prudentie in de uiteindelijke bepaling van wat hier en nu te doen of te laten is enz. b. Zij ondergaat de invloed der psychologie van het onbewuste en van de instincten; zij is daarom misschien minder optimistisch: niet alles hangt af van mijn wilsbesluit, maar daarom wellicht ook deemoediger en waarachtig christelijk; zij ziet het onderscheid tussen echte en schijn-deugd en zonde, ware ascese en verdringing en gaat niet lichtvaardig om met het woord volmaaktheid, c. Naast het noodzakelijk persoonlijk inwendig gebed vanuit de H. Schrift en met een minimum aan methode staat als een onmisbare vorm van beleving de gezamenlijke viering van de goddelijke liturgie, waarin sacramenteel contact tot stand komt tussen de gelovige en Christus en in Christus met alle mede-christenen, d. Zij is apostolisch en getuigend, liever dan verdedigend en bestrijdend, e. Zij is in waarachtige zin katholiek, voor iedereen; de spiritualiteit van deze tijd is geen groepsspiritualiteit, maar staat open voor iedereen (zie Lekenspiritualiteit), f Zij is sterk mariaal, niet alleen dat de verering van de Moeder des Heren grote plaats inneemt, doch ook dat het bewustzijn van haar door God gewilde en geheel van Christus afhankelijke functie in het verwerven en bedélen van het christelijk heil in de Kerk groeit. In deze spiritualiteit is Maria de type van de op eminente wijze verloste mens, door Christus op eminente wijze in zijn heilswerk betrokken, K. D. B.