Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

ROMAANS

betekenis & definitie

is de benaming voor een stijl in de bouwkunst en de beeldende kunst, die, met Frankrijk als centrum, gebloeid heeft van ca. 1000 tot het midden van de 12de eeuw in Frankrijk, elders, bijv. in Duitsland en onze streken, tot het midden van de 13de eeuw. De naam, in het begin van de vorige eeuw opgekomen, moest aangeven, dat architectonisch deze stijl een voortzetting is van de Romeinse bogenbouw.

Ofschoon Romeinse invloed in de romaanse bouwkunst niet te miskennen is en de romaanse kerk zich ontwikkeld heeft uit de antieke basilica, vormt het Romaans een zelfstandige stijl. Uiterlijk ziet men dat de basilicale ruimte wordt uitgebreid met dwarsschepen (transepten), dat een aantal torens wordt toegevoegd, dat de oorspronkelijke vlakke houten zoldering van de basilica vervangen wordt door ton- of kruisgewelf (dit laatste vooral in Bourgondië; in verband daarmee ontwikkelt zich daar ook de zuivere rondboog tot een soort van spitsboog).

De druk van de buitengewoon zware stenen gewelven noopte tot zeer zware muren met kleine ramen. Gehandhaafd bleef de accentuering van de horizontale lijn ook toen de architraaf boven de . zuilen vervangen werd door bogen; de kapitelen van de zuilen werden veelal benut voor beeldhouwwerk.

Ook de portalen werden versierd met beeldhouwwerk. Door deze elementen werd de ruimte dynamischer en monumentaler dan de basilica was.

Het Romaans brengt de macht en rijkdom van kerk en klooster tot uitdrukking; de stijl ontwikkelt zich in de tijd dat het pausschap sterk in aanzien stijgt. Zo kon de (derde) kloosterkerk van Cluny de glorie der Kerk verheerlijken en het voorbeeld worden van talloze kerken uit de laatste periode van de Franse romaanse stijl.

Bernard van Clairvaux verzette zich uit ascetische overwegingen tegen de weelderigheid van deze kerkelijke bouwkunst en zocht bewust naar sterke vereenvoudiging, die evenwel meer uitging op het vermijden van alle overbodige ornamentiek (waaronder hij ook de torens rekende) dan op het prijsgeven van de architectonische beginselen; zijn Cisterciënserkerken zijn nog goed romaans. De sculptuur van liet Romaans is — met enige uitzonderingen in Italië en Zuid-Frankrijk — geheel vervreemd van de klassieke beeldhouwkunst.

De individualiteit der figuren is zeer gering, maar in het beste werk is hun dramatische spanning zeer groot (tympanen van Moissac en van Autun), juist omgekeerd als bij de Gothiek.

Voor de wandschildering geldt hetzelfde: de figuren zijn daar bovendien geheel vlak gehouden, achtergrond hebben zij niet.

In het algemeen is de indruk van de romaanse beeldende kunst dezelfde als die van de bouwkunst: een dynamische monumentaliteit. c. w. M.