Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

PROCESSIE

betekenis & definitie

(van Lat.: procedere, voortschrijden) is een liturgische plechtigheid, waarbij de gemeenschap (clerus en gelovigen) van de ene plaats naar de andere trekt onder gezang en gebed, ofwel van een bepaalde plaats uitgaande een omgang houdt en weer op de plaats van uitgang terugkeert. In de oud-Romeinse liturgie kende men vooral de statieprocessies: men verzamelde zich in de zgn. collectakerk en trok van daar naar de statiekerk.

In deze vorm is de statieprocessie tegenwoordig in onbruik geraakt (sinds ca. 1400). Op verscheiden plaatsen (o.a.

Rome) tracht men deze processie, zij het in gewijzigde vorm, tot nieuw leven te wekken. De lichtprocessie op Maria Lichtmis is waarschijnlijk van heidense oorsprong.

De boeteprocessies van de Kruisdagen (uit Gallië afkomstig, 5de eeuw) en van 25 Apr. (Romeinse oorsprong) zijn zeer oud. Vooral in de dorpen trekt men op deze dagen nog door de landerijen om Gods zegen over de vruchten der aarde af te roepen.

De processie op Palmzondag is in de Middeleeuwen ontstaan uit dramatiseringsbehoeften. Van veel latere oorsprong is de sacramentsprocessie, waarin de H.

Eucharistie wordt meegedragen en die kan gelden als een openbare hulde aan het H. Sacrament (theophorische processie einde 13de eeuw).

Deze laatste processies dienen zoveel mogelijk buiten het kerkgebouw plaats te vinden. L.

B.In Nederland is volgens art. 184, lid 2 der Grondwet de openbare godsdienstoefening buiten gebouwen en besloten plaatsen alleen geoorloofd, waar zij in 1848 naar de wetten en reglementen was toegelaten. Deze regeling, door Katholieken aangevoeld als in strijd met de verdraagzaamheid, is opnieuw bevestigd door de wet van 10 Sept. 1853, art. 6.

Feitelijk is door de onprincipiële regeling der Grondwet, die de toestand van 1848 tot norm verstarde, een situatie geschapen, die in de jurisprudentie vaak tot moeilijkheden leidt, daar de Officier van Justitie niet in staat is aan te tonen dat er in die tijd ergens geen processie gehouden werd. Aangezien evenwel de zorg voor de openbare orde voor een groot deel is gelegd in handen van de burgemeester en deze daarbij de bevoegdheid heeft vergunning te geven tot het houden van een optocht, ook van een godsdienstige optocht, worden feitelijk ook op andere plaatsen dan waar het in 1848 krachtens wet en reglement was toegestaan, processies gehouden. Het Centraal Comité van A.R. kiesverenigingen heeft in een Rapport inzake Processieverbod (1951) dan ook als een van zijn conclusies gegeven: „De ontwikkeling der jurisprudentie sinds 1848 is van die aard, dat er praktisch processie-vrijheid heerst. Dat de Rooms-Katholieken daarvan, althans boven de Moerdijk, niet méér gebruik maken is uitsluitend te danken aan een zekere gematigdheid van het Episcopaat”. Men bepleit hier een regeling, waarbij het toelaten van processie plaatselijk zou worden geregeld, echter onder hoger toezicht. Een zienswijze, waarbij de Katholieken zich principieel volkomen aansluiten.

De generale synode der Ned. Herv. Kerk heeft haar bezwaren tegen opheffing van het processieverbod neergelegd in een memorandum aangaande de processie, dat toegevoegd is aan het Herderlijk Schrijven betreffende de R.K. Kerk. Hierin wordt de processie beschouwd als het opleggen van een geloofsbeslissing aan het publiek, als het maken van de straat tot Kerk, waarbij slechts op knielende aanbidding gerekend zou worden.

De Belgische Grondwet waarborgt de vrije uitoefening van de godsdienst (art. 14) ook in de vorm van openbare processies, doch voorziet tevens (art. 19) dat alle verzamelingen in de open lucht aan de politiewetten onderworpen zijn.

M. V. D. D./J. C. G.