is kerkrechtelijk degene, die een gewone, d.i. aan het door hem beklede ambt rechtens verbonden (niet gedelegeerde) bestuursmacht heeft. Plaatsordinarius (ordinarius loei) zijn volgens can. 198 § 1 de paus, de residentiële bisschop, de abt en praelatus nullius, en hun vicaris-generaal, de apostolische administrator, vicaris en prefect, alsmede degenen die tijdelijk hun plaats innemen; hun jurisdictiemacht betrekt zich primair op hun ambtsgebied.
Ordinarius zonder meer zijn de hogere oversten van exempte clericale kloostergemeenschappen; hun jurisdictiemacht betrekt zich op hun onderhorigen.