Ordinarius
gewoon hoogleraar
Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)
de persoon, die krachtens eigen ambt kerkelijke bestuursdaden kan stellen, in tegenstelling met degenen, die dat uit gedelegeerde macht doen. Men spreekt dan ook van Ordinarius loci, plaatselijk kerkvoogd. Zij hebben die macht ofwel uit eigen recht: de → paus (voor de geheele H. Kerk), de → bisschop (voor zijn bisdom), een → a...
Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)
gewoon bezoldigd hoogleraar; met gewone rechts- en bestuursmacht bekleed kerkelijk overheidspersoon in R.K. Kerk.
Prof. dr. J.C. Groot (1955)
is kerkrechtelijk degene, die een gewone, d.i. aan het door hem beklede ambt rechtens verbonden (niet gedelegeerde) bestuursmacht heeft. Plaatsordinarius (ordinarius loei) zijn volgens can. 198 § 1 de paus, de residentiële bisschop, de abt en praelatus nullius, en hun vicaris-generaal, de apostolische administrator, vicaris en prefect, al...
Van Dale Uitgevers (1950)
(Lat.), m. (...rii), 1. (R.-K.) (in het kerkelijk recht) overheidspersoon met gewone kerkelijke rechts- en bestuursmacht; 2. gewoon hoogleraar aan een universiteit.
Dr. J.F.L. Montijn (1949)
regelmatig, gewoon, consules, die in een jaar het eerst gekozen waren en er hun naam aan gaven (tegenover de suffecti), Liv.
Jacon Kramers Jz (1948)
(Lat.) m. (~ professor), gewoon bezoldigd hoogleraar; (ook:) de bisschop van een diocees.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: