Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

LEUGEN

betekenis & definitie

is de zonde die men bedrijft door iets te beweren waarvan men weet of meent dat het niet waar is. De H.

Schrift geeft vaak Gods afkeer van deze zonde te kennen (Lev. 19 : 11; Ps. 5 : 5-11; Spr. 13 : 5; 17 : 7; 6 : 16-19; 12 : 22.' Eccl. 20 : 26-28; Jo. 8 :44; Kol. 3 : 9; Openb. 22 : 15). Eph. 4 : 25 spoort de Christen aan de leugen af te leggen en de waarheid tot de naaste te spreken omdat we elkanders ledematen zijn.

Omdat het verbergen van een waarheid soms zeer belangrijk en zelfs plicht kan zijn en dit niet altijd met zwijgen bereikt kan worden, heeft men zich in de loop van de geschiedenis herhaaldelijk beziggehouden met de vraag of het spreken tegen zijn overtuiging in altijd zondig is. In dit verband sprak men over schade toebrengende leugens en over leugens om bestwil of noodleugens.

De laatste soort achten sommigen niet of niet altijd ongeoorloofd. In de laatste tijd heeft men ook onderscheid gemaakt tussen de geoorloofde psychologische leugen, die niemand schaadt, en de zondige morele leugen, die de waarheid te kort doet waar deze moet worden meegedeeld.

Soms spreekt men ook van een zgn. schertsleugen als niet zondig. Sommige oude christelijke schrijvers (bijv.

Origenes en Cassianus) achten het spreken van onwaarheid om ernstig onheil te voorkomen niet verkeerd, maar de restricties die zij er aan toevoegen geven blijk dat zij tegelijk van oordeel zijn dat het feitelijk niet gemakkelijk zonder enige zondigheid gebeurt. St.

Augustinus kwam tot de overtuiging dat het altijd zonde is, doch steunde daarbij minder op geloof en traditie dan op een persoonlijk gewonnen inzicht.

Zijn mening werd overgenomen door St.

Thomas, die tegelijk ook op Aristoteles teruggrijpt. Vooral op hun gezag werd het een vrij algemene opvatting onder katholieke theologen, al zijn er ook steeds uitzonderingen onder hen geweest.

Onwaarheid spreken achtte men vooral innerlijk en daarom onverhelpbaar slecht omdat het woord uiteraard een teken is der gedachte. Protestantse theologen menen doorgaans dat de noodleugen soms geoorloofd is.

Ook Hugo de Groot en sommige wijsgeren (Schopenhauer, N. Hartmann) leerden, dat men soms onwaarheid mag spreken, doch anderen veroordelen het onvoorwaardelijk (Aristoteles, Kant, Fichte).Zich op het standpunt stellende dat het spreken van onwaarheid tegen beter weten in altijd zonde is, kwam men in de katholieke theologie tot de vrij algemene opvatting dat het geoorloofd kan zijn de waarheid te verbergen door een zgn. geestelijk voorbehoud (restrictio of reservatio mentalis). Aanvankelijk meenden sommigen dat zelfs een louter geestelijk voorbehoud, waarbij men iets onwaars zegt doch het in zijn gedachte tot een waarheid aanvult, geoorloofd kan zijn (men zegt bijv.: „ik heb het niet gedaan" en denkt er bij: „althans vandaag niet”). Deze opvatting is echter nooit onverdacht geweest en is thans algemeen verlaten. Wel aanvaardt men nog bij onbescheiden vragen of wanneer een waarheid geheim gehouden moet worden of beter niet geopenbaard wordt, de geoorloofdheid van het geestelijk voorbehoud in ruime zin in het geval dat andere middelen ontoereikend zijn. Hierbij zegt men iets dat op zichzelf meer betekenissen heeft, terwijl men weet dat de toegesprokene het in de valse betekenis zal verstaan. In de laatste tijd geven sommige theologen er de voorkeur aan eenvoudig te zeggen dat onwaarheid spreken soms geoorloofd is, wanneer men ongelegen of onrechtmatig tot spreken gedwongen wordt en het openbaren van de waarheid nadeliger is dan het onwaarheid spreken.

Men dient daarbij echter niet alleen te letten op de veroorzaakte dwaling en haar nadelige gevolgen, doch vooral ook op de schade die het onderlinge vertrouwen, dat een groot en noodzakelijk goed der gemeenschap is, kan lijden. Alleen een grote waarheidsliefde en een waarachtige deugdzame instelling kunnen hier zorgen dat men de perken niet te buiten gaat. De bewering dat de schertsleugen en de noodleugen geoorloofd zijn, is in haar algemeenheid zeker onjuist. Van de andere kant zijn gezegden die op zich niet waar zijn, maar waarvan iedereen weet wat men met een dergelijke formule bedoelt, niet als leugen te beschouwen. A. V. R.

Leugenontdekker is de naam voor een instrument dat de geringste lichamelijke verschijnselen registreert welke iemands emotionele belevenissen vergezellen. Wanneer het gebruikt wordt bij het verhoor van een getuige of een verdachte, kan men nauwkeuriger vaststellen of bepaalde vragen, onderwerpen of beweringen een bijzondere emotionele weerslag hebben. Men kan aanvaarden dat deze vaststelling van nut kan zijn als min of meer belangrijke aanwijzing of als aanleiding om het verdere onderzoek op een bepaalde wijze in te richten. Het is echter moeilijk denkbaar dat het emotioneel reageren zonder meer geïnterpreteerd kan worden als aanwijzing van een leugen. Het kan altijd verschillende oorzaken hebben. Daarom is de naam van het instrument niet geheel juist.

Of de toepassing er van in een strafproces overeenkomstig natuurrecht en positief recht is, wordt betwist. In ieder geval kan het slechts bij een uiterst gereserveerde en voorzichtige interpretatie rechtvaardig zijn.

A. V. R.