Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

KOINÉ

betekenis & definitie

(Gr.: koinè dialektos, algemene omgangstaal) heette reeds in de Oudheid en heet thans nog die taal die gebruikt werd in het grote gebied, dat sinds de veroveringen van Alexander de Grote een zekere eenheid vormde, de wereld van het Hellenisme. Deze wereldtaal vormde een sterk samenbindende factor: men kon er mee terecht in Rome maar ook ver in Egypte (al handhaafden zich daar ook inheemse talen als het Aramees en het Koptisch en al bleef het Latijn in het Westen de taal van militairen en beambten).

In de Koinè vormt het Attisch het hoofdelement, doch ook andere elementen, met name het Ionisch, hebben invloed uitgeoefend (vooral in vormleer en zinsbouw). Men onderscheidt nog verschillende typen van Koinè, bijv. de Egyptische, ons zeer goed bekend uit de papyri en de Septuagint , de literaire bij schrijvers als Polybius.

Ook de taal van het N.T. is Koinè-Grieks. In deze taal is echter ook belangrijke Semietische invloed te bespeuren.

Op de vraag hoever deze invloed reikt, en of bij de Evangeliën en de eerste helft van Handelingen aan een Aramese achtergrond, resp. bron moet worden gedacht, dan wel aan de invloed van de gewijde taal der Septuagint, wordt nog geen eenstemmig antwoord gegeven. Vast staat wel, dat deze algemeen gebruikte taal voor de verbreiding van het Evangelie zeer dienstig is geweest.

Het Middel-Grieks of Byzantijns en het Nieuw-Grieks vormen de rechtlijnige voortzetting van de Koinè. G.

S.

< >