Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

ROME

betekenis & definitie

en zijn bewoners worden in de Bijbel eigenlijk pas voor het eerst genoemd in de Makkabese boeken. Daar lezen wij hoe het contact tussen Rome en het joodse volk werd gelegd door Judas de Makkabeeër (1 Makk. 8 : 1—17), dat uitliep op een lastige voogdij en dwingelandij.

Palestina werd tenslotte een Romeins wingewest en in 63 v. Chr. voerde Pompeius na de val van Jerusalem joodse krijgsgevangenen mee naar Rome.

Wij -weten dat er bovendien reeds diaspora-Joden woonden (in de stadswijk Trastevere) en dat dezen met de latere vrijgelaten krijgsgevangen Joden een tamelijk grote invloed hadden. In dit milieu is de Romeinse Christengemeente ontstaan.

Misschien brachten „de Romeinse kolonisten, Joden en proselieten”, die op Pinksteren te Jerusalem waren en Petrus hoorden prediken (Hand. 2 : 10 41), de blijde boodschap naar Rome. Bovendien duiden uitlatingen van Eusebius, Hiëronymus en Orosius er op, dat Petrus reeds vroeg zelf in Rome preekte.

De gemeente moet hoofdzakelijk uit bekeerde heidenen hebben bestaan sinds het verbanningsdecreet van Claudius (49—50) de Joden had uitgewezen, en zo is het verklaarbaar dat de Joden bij Paulus’ komst (ca. 61) te Rome van het Christendom weinig meer wisten dan dat het een „sekte was die overal tegenspraak ontmoette” (Hand. 28 : 22). j. v. D.Eens hoofdstad van het Romeinse rijk, heeft Rome na het uiteen vallen van dit wereldrijk vooral betekenis gehad als religieus centrum. Door de rijksdeling van keizer Diocletianus, en meer nog door de verplaatsing van de keizerszetel naar Constantinopel (nieuw-Rome), had de stad reeds aan politieke betekenis ingeboet, toen zij tijdens de invallen van de barbaren en bij de ontbinding van het West-Romeinse rijk, die daarvan het gevolg was, werd gereduceerd tot een provinciestad. In de sterke achteruitgang van het aantal inwoners (geschat op meer dan i 000 000 in de bloeitijd, op 30 000 a 40 000 bij het begin van de 7de eeuw) komt deze ontwikkeling tot uiting. De gedachte aan de oude glorie, graag gecultiveerd door de poëten, riep in latere eeuwen van tijd tot tijd nog politieke figuren op, die trachtten de stad iets van haar oude betekenis te hergeven; Cola di Rienzo in de 14de eeuw en Benito Mussolini in de 20ste eeuw zijn daarvan sprekende voorbeelden. In de politieke constellatie van hun tijd was echter elk streven om Rome zijn oude plaats terug te schenken tot mislukking gedoemd. De gedachte aan de oude glorie werkte ook inspirerend op de middeleeuwse keizers, wier politiek ten opzichte van Italië er ideëel door werd beïnvloed, maar hoewel ideologisch centrum van een nieuw keizerschap heeft het nooit die universele noch die reële betekenis van het politieke centrum meer gehad.

Terwijl Rome als rijkscentrum kwam te vervallen, groeide zijn belangrijkheid als geestelijk middelpunt. De stad dankt haar unieke plaats in het christelijke bewustzijn aan het feit, dat de bisschoppen van Rome, als opvolgers van Petrus, ook de leiding over de algemene Kerk hebben ontvangen. Hoewel dit primaatschap der pausen de inzet was bij het Oosters schisma (1054) en hoewel het door de Reformatorische Kerken werd verworpen, bleef het aan Rome een bijzondere glans verlenen. Voor Italië groeide de betekenis van de bisschop van Rome zelfs boven het geestelijke uit. Door de omstandigheden als beschermers van het Romeinse volk aangewezen, kwamen de pausen in een situatie, welke leidde tot de stichting van de Kerkelijke Staat, die ondanks veel wederwaardigheden en politieke verwikkelingen tot 1870 heeft bestaan (zie Romeinse kwestie). Bij de opheffing van deze staat groeide de geestelijke betekenis van het pausschap nog sterker, niet alleen doordat verschillende grote pausen elkaar sindsdien hebben opgevolgd, maar ook doordat op het Vaticaans concilie de onfeilbaarheid van de paus als dogma werd gedefinieerd, welke officiële erkenning de betekenis van het pausschap in een helderder licht zette.

Reeds in de christelijke oudheid en in de Middeleeuwen oefende Rome op de Christenen een grote aantrekkingskracht uit; steeds waren er, die zich gedrongen voelden de graven der apostelen te bezoeken. Vooral met het H. Jaar (sinds 1300) trekt de stad met haar vele heiligdommen talrijke pelgrims. In onze dagen is Rome voor de Katholieken niet minder de heilige stad; te meer waar door de ontwikkeling van de vervoersmogelijkheden een bedevaart naar Rome in het bereik van veel meer mensen is gekomen. Hoewel de basiliek van St. Jan van Lateranen de eigenlijke bisschopskerk is, ligt voor de pelgrims het hart van Rome in de basiliek van Sint Pieter, gebouwd boven het graf van de prins der apostelen, ook al omdat de St.

Pieter verbonden is aan de Vaticaanse paleizen, waar sinds enkele eeuwen de paus resideert. St. Jan en St. Pieter vormen samen met St. Paulus buiten de muren en Maria de Meerdere de zgn. vier grote basilieken. Met de St.

Laurentius buiten de muren, het H. Kruis en St. Sebastianus vormen zij de zgn. zeven kerken, aan welker bezoek bijzondere geestelijke gunsten zijn verbonden. Als zeer waardevol geldt o.a. ook een bezoek aan de catacomben die rond Rome gelegen zijn.

Wie het huidige Rome bezoekt wordt getroffen door het grote aantal geestelijken, dat hij er aantreft. Als zetel van het centrale bestuur der Kerk heeft de eeuwige stad inderdaad vele geestelijken aangetrokken. Behalve de vele (ook buitenlandse) studenten, die in verschillende colleges zijn gehuisvest om aan de onderscheiden pauselijke universiteiten (Gregoriana, Angelicum, Antonianum, Propaganda Fide, Apollinaris) hun theologische graden te behalen, zijn er degenen die werken aan de curie (zie Romeinse congregatie), de vertegenwoordigers van Katholieken uit andere landen, de centrale besturen van vele pauselijke kloosterorden en -congregaties. Hoewel het stadsbeeld daardoor een clericale kleur krijgt, worstelt de geestelijkheid aan wie de zielzorg voor de Romeinse bevolking zelf is toevertrouwd met ernstige problemen, die alleen door een intensieve bewerking nader bij een oplossing zouden kunnen worden gebracht. (zie pl. Vaticaanstad.) J. N.