(van Lat.: candela, kaars) is een kaarsenluchter. Een zevenarmige kandelaar werd op Gods bevel geplaatst in het Heilige van de Tabernakel (Ex. 25 : 31-39) waarbij de vormen en versiering nauwkeurig waren omschreven.
Ook in de Jerusalemse tempel kwamen zevenarmige kandelaars voor en wel vijf aan iedere zijde van het Heilige. Zij moesten van gedegen goud gemaakt zijn.
Men plaatste een lampepit op iedere arm. Op een reliëf van de Titusboog te Rome komt een afbeelding voor van een zevenarmige kandelaar, door soldaten uit de tempel geroofd na de val van Jerusalem (70 n.
Chr.). De kandelaar lijkt enigermate op een boom.
Over de symbolische betekenis bestaat verschil van mening. Enerzijds brengt men lichtsymboliek in het geding, anderzijds denkt men aan een relatie met de zgn. levensboom, of ook aan een afbeelding der planeten (zie Kaars). w. F. G.
