Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

KAARS

betekenis & definitie

een der oudste lichtbronnen, is al spoedig in de christelijke liturgie opgenomen, om practische en om symbolische redenen. Het eerste bericht omtrent kaarsengebruik is uit de 4de eeuw: Hiëronymus vermeldt het bij de dodenliturgie en bij het zingen van het Evangelie.

Op het altaar werden pas sedert de 12de eeuw kaarsen gebruikt. Daarna nam het aanwenden van kaarsen zo toe en werden de verschillen zo groot, dat Pius V bindende voorschriften gaf; er moeten nu kaarsen branden bij de H.

Mis (2 bij private, 4 bij gezongen, 6 bij plechtige, 7 bij pontificale Mis), bij de uitdeling der H. Communie, bij uitstelling (minimum 12 kaarsen als deze enige tijd achtereen duurt), plechtige zegeningen, begrafenis, koorgebed enz.

Stof, waaruit kaarsen gemaakt worden, moet voornamelijk was zijn: bij vasten en rouw kunnen gele kaarsen gebruikt worden, anders witte. Bekend is de kaarsenwijding op Maria-Lichtmis.

De symbolische betekenis van het kaarslicht steunt op de Schrift: op vele plaatsen wordt God en in het bijzonder Christus ,,Licht” genoemd. Daarom is het kaarslicht allereerst zinnebeeld van God, bijzonder van Christus, „het Licht der wereld”.

Maar de mens moet ook op Christus gaan gelijken, moet zijn als een „licht in de Heer” (Eph. 5, 8): daarom wordt de gelovige bij doop en bij het sterven en andere gelegenheden een kaars in handen gegeven en daarom worden bij de lijkbaar kaarsen ontstoken. Licht is eveneens symbool der vreugde.

De was, door bijen gepuurd, verzinnebeeldt de maagdelijkheid (zie ook Paaskaars). c. v. D.