Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

TEMPEL

betekenis & definitie

(van Gr.: tenmo, afsnijden) noemt men een gebouw, dat in zijn functie herinnert aan de van nature heilige plaats. Het templum is oorspronkelijk het afgebakende stuk van de hemel, waar de goddelijke macht gebeden wordt zich te openbaren.

De tempelbouw was een heilige kunst, onpersoonlijk en gebonden aan hiëratische voorbeelden. De Semietische tempel (ook in Israël) verzinnebeelde de kosmos, het driedelige heelal: het waterrijk (de voorhof met het waterbekken), de aarde (het eigenlijke gebouw met zijn vele vertrekken) en de hemel (het binnenste gebouw met het godenbeeld, dat in Israël echter was vervangen door de ark).

Het Semietische woord voor tempel betekent eigenlijk „huis”. God, „zijn naam”, „woont” immers in zijn tempel: in Israël echter niet grijpbaar of als een hanteerbaar iets binnen een ruimte gevangen (vgl. 1 Kon. 8; Jer. 7; Ez. 11 : 23; 43).In de tempel van Salomon te Jerusalem, welke de verplaatsbare tabernakel verving, werd uiteindelijk geheel de legitieme offerdienst gecentraliseerd(2 Deuteronomium). Na haar verwoesting in 586 wordt in 515 voor de teruggekeerde Joden de „tweede tempel” ingewijd, welke echter na door Herodes de Grote vernieuwd te zijn — op haar beurt in 70 n. Chr. definitief ten onderging.

Intussen had God zich een nieuwe zichtbare woonplaats op aarde gebouwd als vervulling van al het voorafgaande: het gekruisigde en verheerlijkte lichaam van zijn mensgeworden Zoon (vgl. Jo. 2 : 14-22). Vanuit Hem leeft de christelijke eredienst in de Kerk, „het lichaam des Heren” en dus ook de door Gods Geest vervulde tempel (2 Kor. 6 : 16). Daar vindt het Aaronietisch priesterschap zijn vervulling in het algemeen priesterschap der gelovigen (1 Petr. 2 : 4-10), die ook ieder voor zich tempel van Gods Geest kunnen genoemd worden (1 Kor. 3 : 16 v.). Daar wordt onder de tekenen van woord en sacrament en onder leiding van een ambtelijk priesterschap het heilige spel der liturgie gevierd, waarin de Heer zijn mysteriën aan ons voltrekt en wij door de aanbidding „in Geest en waarheid” (Jo. 4 : 24) reeds tot de hemelse tempel toetreden (vgl. Hebr. 12 : 22 vv.; Openb.!).

Rondom de Eucharistie zet zich op deze wijze het motief van de presentie Gods in zijn tempel door en doordringt geheel het handelen van de Christen als een „wandelen” voor het aanschijn des Heren. Kerkbouw en kerkwijding geven op hun beurt wederom symbolisch uitdrukking aan dit christelijk tempelbesef (zie Offer). J. W./M. A. B./D.

L. B.