Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

GEMEENSCHAP DER HEILIGEN

betekenis & definitie

lezen wij in het apostolisch symbolum als 2de lid van het 9de artikel; de woorden zijn betrekkelijk laat ingevoegd (ca. 400), waarschijnlijk door Nicetas van Remesiana. Zowel de plaatsing daar, als de telling der artikelen maakt het waarschijnlijk, dat de term verstaan moet worden als bijstelling voor „de heilige Katholieke Kerk”.

De Latijnse uitdrukking communio sanctorum laat een dubbele vertaling toe, nl. gemeenschap van de personen die „heiligen” d.i. geheiligden zijn, en gemeenschap in en aan heilige zaken. Beide betekenissen staan evenwel volgens de katholieke opvatting in een nauw verband.

Er is nl. identiteit tussen de ware Kerk van Christus en de gemeenschap der heiligen op aarde. De stichting van één zichtbare op de apostelen en hun opvolgers gegrondveste en sacramentele Kerk laat niet toe de gemeenschap der heiligen te concipiëren als een groter onzichtbaar door de Geest gewrocht geheel waarvan de Kerken slechts menselijke vormgevingen zouden zijn.

Wel denkt de katholieke leer zich deze gemeenschap als ook tot het leven hiernamaals uitgebreid, maar dan breidt zij tevens het begrip „Kerk” uit (zegevierende en lijdende Kerk). Door de term wordt het feit beklemtoond, dat alle leden van het mystieke Lichaam, waarvan Christus het hoofd is, met elkaar in onderlinge gemeenschap staan.

De leden der Kerk op aarde (voor de vereisten van dit lidmaatschap zie Kerk) zijn onderling door hun gemeenschap met Christus verbonden in een geestelijke gemeenschap, hebben gezamenlijk deel aan de sacramenten, aan de openbare gebeden en hiërarchische diensten der Kerk, aan de voorbeden en goede werken der gelovigen die alle hun waarde aan Christus’ heilswerk ontlenen. Breidt men het begrip „Kerk” uit tot het hiernamaals, dan behoren tot deze grote geestelijke familie enigermate ook de engelen, maar meer speciaal de verlosten, de heiligen: vooreerst degenen die de hemel reeds zijn binnengegaan (triomferende Kerk), vervolgens ook de zielen in het vagevuur (lijdende Kerk).

Degenen die op deze aarde behoren tot de gemeenschap van Christus (strijdende Kerk) leven ook met de bovengenoemde groepen in een gemeenschapsverband. Niet alleen hun voorbede voor elkaar, maar ook voor de gelovige zielen is in en door Christus aannemelijk bij God.

Anderzijds kunnen zij deelachtig zijn aan de gebeden en voldoeningen der gelukzaligen.

Zo vormt de leer over de gemeenschap der heiligen de grondslag voor de katholieke praktijk der heiligenverering, der voorbede voor de afgestorvenen, der aflaten enz.

Zij wijst met klem op het gemeenschapsaspect in het heilswerk, in tegenstelling tot de overmatige isolering van het individu. G.

D. G.

< >