Zowel individueel als sociaal behoort de geestelijke gezondheid tot de zeer hoge menselijke waarden, waarop in de orde van de Verlossing wordt voortgebouwd. Omgekeerd vormt de godsdienstigheid een integrerend onderdeel van de geestelijke volwaardigheid.
Naar de overtuiging van de Katholiek kan de waarheid en daarmede ook de objectieve waarde van een andere godsdienst slechts gemeten worden aan de volstrekte waarheid van het geloof van zijn Kerk, maar subjectief kan een oprecht doorleefde onware godsdienst even waardevol zijn als de katholieke levenshouding het is voor de gelovige. Het katholieke aspect van de gezondheidszorg moet niet zozeer gezien worden als naar buiten wervend dan wel als naar binnen opvoedend.
De openbaringsgegevens betreffende aard, oorsprong en bestemming van de mens funderen, ldeuren en begrenzen de zorg voor de geestelijke gezondheid. Weliswaar toont de studie van sommige heiligenlevens en van sommige romanfiguren dat het christelijk leven bestaanbaar is, zelfs tot volmaaktheid toe, binnen zekere grenzen van onvolwaardigheid, vooral vanwege een gelovige overgave en een deemoedige aanvaarding van het ziek en geschonden zijn: toch is het wenselijk, dat de christelijke volwassenheid zich zo veel mogelijk ontplooit in menselijke volwassenheid.
Als regel wordt door de geestelijke gezondheid het christelijk leven beter gewaarborgd. De Christen moet daarom de gezondheid van zichzelf en van anderen zo goed mogelijk behartigen.
Hij bouwt een gezondheidszorg op, niet alleen om algemeen menselijke motieven (die voor hem met diepere zin geladen zijn), maar daarenboven op een speciale titel: hij is als eerste geroepen tot het bestrijden en voorkomen van de ziekelijkheid, waarmee de zwakke en onvolwaardige mens zo gemakkelijk de godsdienst besmet, en tot het lenigen van de nood, die door ongezonde belevingsvormen van de godsdienst kan ontstaan. H.
RU. GESCHIEDENIS EN TEGENWOORDIGE ORGANISATIE.
Het begin van de beweging voor geestelijke volksgezondheidszorg wordt gedateerd in 1908 vanaf het verschijnen van Clifford W.
Beers’ boek: A mind that found itself.
Daarin pleitte de auteur, een gewezen en genezen patiënt van een Amerikaans krankzinnigengesticht, zowel voor betere verpleging als voor preventie van geestesziekten. De tijd bleek daarvoor rijp te zijn; overal in de beschaafde wereld ontstonden verwante strevingen.
De studie der kinder- en jeugdpsychologie, der dieptepsychologie en progressieve paedagogiek leidde tot de overtuiging, dat misdaad en antisocialiteit niet alleen tot het domein van strafrecht en moraal behoren. Zo werd een andere benaderingswijze mogelijk dan de tot dan toe zo goed als uitsluitend gevolgde repressief-autoritaire.
Stoffelijke nood is immers nooit alleen maar stoffelijk, doch heeft emotionele antecedenten en gevolgen. De hulpverlening richtte zich op het zichzelf leren helpen van de mens, zodat stilaan op elk gebied van het leven de geestelijke gezondheidszorg ging meespreken: in industrie en bedrijfsleven, de zielzorg, het onderwijs, in huwelijk en gezin, in de medische verzorging.
UNESCO legde zelfs verband tussen geestelijke gezondheid en het probleem van oorlog en vrede: de verdediging van de vrede dient te worden aangepakt in de geesten der mensen, van waaruit de oorlog ontstaat. Men kan thans met recht zeggen, dat geestelijke gezondheid een aspect is van alle zorg voor de mens.Ofschoon de noodzaak van geestelijke gezondheidszorg overal ter wereld gevoeld wordt, valt tot nu toe een breed opgezette en goed georganiseerde actie nog slechts te constateren in de V.S., Canada, Engeland en Nederland. In België is sinds driejaar een groep deskundigen doende de „Katholieke Vereniging voor Geesteshygiëne” te propageren en uit te breiden. Het nauwe verband tussen psyche en godsdienstig leven is oorzaak, dat de geestelijke gezondheidszorg wordt opgebouwd vanuit de eigen levensbeschouwing der verschillende bevolkingsgroepen. Naar katholiek inzicht vindt de geestelijke gezondheidszorg haar oorsprong en motief in de christelijke charitas.
In Nederland nam van katholieke zijde dr. C. J. Kortenhorst het initiatief voor de oprichting der „R.K. Charitatieve Vereniging voor Geestelijke Volksgezondheid”, die drie jaar later officieel tot stand kwam. Samen met de Nationale Federatie „Het Wit-Gele Kruis” had de vereniging een belangrijk aandeel in de stichting der Nationale Federatie voor Geestelijke Volksgezondheid (1934), °ok daardoor blijk gevend van een gezond besef van haar plichten ten aanzien van het gehele Nederlandse volk.
De bezetting maakte een einde aan haar werkzaamheden; na de bevrijding echter begon een nieuwe periode van ongekende bloei, sinds 1948 onder voorzitterschap van prof. dr. F. J. J. Buytendijk. Uitbreiding en differentiatie maakten een verandering van naam gewenst.
Men koos: Katholieke Centrale Vereniging voor Geestelijke Volksgezondheid (1949). In 1952 kwam het Katholiek Nationaal Bureau tot stand, dat sinds 1954 gevestigd te Utrecht, Wilhelminapark 26 hoofdzakelijk het practisch-organisatorische werk tot taak heeft, terwijl de Centrale Vereniging functionneert als braintrust voor principiële en eigentijdse problemen met een adviserende en voorlichtende taak.
Het Nationaal Bureau wordt bijgestaan door de volgende aangesloten, nauw samenwerkende, maar volledig zelfstandige instellingen, die elk een speciaal aspect van het werk behartigen:
De Katholieke Centrale Vereniging voor Geestelijke Volksgezondheid, Utrecht.
De Nationale Federatie Het Wit-Gele Kruis, Utrecht.
De Nederlandse R.K. Schoolraad en het R. K. Centraal Bureau voor Onderwijs en Opvoeding, Den Haag.
Het Centrum Katholieke Medisch Opvoedkundige Bureau’s, Utrecht.
De Katholieke Vereniging van Inrichtingen voor Behandeling en Verpleging van Geestelijk Gestoorden, Rosmalen.
De Katholieke Centrale voor Beroepskeuzevoorlichting, Rotterdam.
De Katholieke Nationale Commissie voor Huwelijksvoorlichting, Utrecht.
De Stichting voor Paedologische Instituten, Nijmegen.
Het Centrum Katholieke Alcoholisten Bureau’s, Utrecht.
De Bond ter Bevordering van het R.K. Buitengewoon Lager Onderwijs, Tilburg.
De Cupertinostichting voor geestelijk mindervaliden, Den Haag.
De Vereniging van R.K. Gestichtsartsen, Heiloo.
De Dr. Ariënsvereniging, Helmond.
De R.K. Artsenvereniging, Utrecht.
Einde 1954 werkten in Nederland reeds 16 Medisch Opvoedkundige Bureau’s met volledige staf, in Amersfoort, Amsterdam, Arnhem, Breda, Delft, Eindhoven, Den Haag, Hengelo, Den Bosch, Hilversum, Maastricht, Nijmegen, Rotterdam, Tilburg, Utrecht en Venlo.
Bureau’s voor huwelijksaangelegenheden zijn gevestigd te Amsterdam, Arnhem, Breda, Heerlen, Helmond, Hilversum, Leiden, Nijmegen, Roermond, Sittard, Utrecht, Venlo.
Naast de beroeps keuzebureau's die in de verschillende bisdommen uitgaan van een diocesane stichting, werken bovendien nog enkele zelfstandige, plaatselijke bureau’s (tezamen 41), waarvan sommige op bepaalde dagen ook elders zitting houden.
Men heeft zich tot ideaal gesteld door volledige samenwerking van bovengenoemde en nog uit te breiden voorzieningen in de toekomst te bereiken, dat de katholieke diensten voor de geestelijke gezondheidszorg over het hele land zullen verspreid zijn. L. v. w.