Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

FASCISME

betekenis & definitie

in engere zin is de beweging onder leiding van Mussolini ontstaan als reactie op de sociale en politieke ontreddering van een door de oorlog ontwricht Italië, na de opmars naar Rome (1922) ontwikkeld tot een stelsel, dat leidt tot de omvorming van Italië tot een totalitaire, dictatoriaal geleide een-partij-staat. In de meest algemene zin: iedere stroming die met uitschakeling der democratische bestuursvormen tijdelijk of blijvend streeft naar een autoritair of dictatoriaal regiem op nationale grondslag.

Wil er echter sprake zijn van fascisme in meer eigenlijke zin, dan moet dit streven gedragen worden door de gedachte, dat de gemeenschap (volk, staat) meer is dan een veelheid van samenlevende individuen doch een werkelijk geheel, een organisme met eigen wezen en werking, waarvan enkelingen en groepen de delen vormen. Hiermede hangt samen dat het fascisme gewoonlijk onder een of andere vorm een corporatieve opbouw nastreeft van het maatschappelijk leven (2 Corporatisme).

Het tracht langs deze weg eigenbelang en groepsbelang uit te schakelen als leidend beginsel der samenleving. Beoogd als permanent systeem, gaat het fascisme in de regel samen met een totalitaire staatsopvatting, een overspannen nationalisme en imperialistische tendenzen.

Zo in Italië, Duitsland, Japan, en eveneens in Argentinië (Perón). Bedoeld als overgangsvorm tracht het gewoonlijk slechts in een periode van maatschappelijke of politieke onmacht door middel van een ,,sterk gezag” een crisistoestand te overwinnen.

In deze zin wordt wel het regiem van Dollfuss in Oostenrijk, van Franco in Spanje, in een enkel geval ook van Salazar in Portugal als fascistisch gekenmerkt. Deze regeringen verschillen van het Italiaanse voorbeeld echter in wezen, daar zij principieel de ideologie van de totalitaire staat verwerpen.Kan het fascisme, historisch gezien, worden verklaard uit de ontwrichting, door Wereldoorlog I in verschillende landen veroorzaakt, in zijn diepere gronden is het een reactie op de individualistische opvattingen der 19de eeuw, de klassenstrijdtheorieën van het socialisme en de ontoereikendheid van de parlementaire democratie in sommige landen door verval van het partij-wezen.

Het fascisme in de zin van een nieuwe politieke verschijningsvorm, die opkomt waar de democratie te kort schiet, is in zich niet verwerpelijk. Zij is een staatsvorm als andere, op zichzelf genomen zedelijk indifferent, en wanneer zij uitgaat van de juiste visie op de mens in zijn verhouding tot de gemeenschap, kan zij in bepaalde omstandigheden en voor een bepaalde tijd nuttig zijn, om geordende verhoudingen te scheppen. In deze zin is fascisme niet meer dan een dictatuur, gedragen door bepaalde bevolkingsgroepen, die zich vastberaden inzetten om aan een noodsituatie het hoofd te bieden. Het fascisme in strikte zin echter gaat samen met bepaalde ideologieën die in strijd zijn met het Christendom. Het huldigt een totalitaire gemeenschapsopvatting, die een volstrekte onderschikking meebrengt (totus et totaliter) van de persoon en de persoonlijke doeleinden aan het doel der gemeenschap („Das Volk ist alles, der Einzelne ist nichts”). Dit doel wordt in een onpersoonlijke waarde gelegd, gewoonlijk in de grootheid of de macht van volk of staat, die daarmede de absolute maatstaven vormen voor zedelijkheid en recht.

Dit alles betekent vernietiging van de natuurlijke persoonlijkheidsrechten en ontkenning van de onafhankelijke boven-tijdelijke eindbestemming van de mens. Zo komt het fascisme gemakkelijk in conflict met de Kerk bij de uitoefening van haar recht en haar plicht het zedelijk leven van de burgers te leiden („Politiek Katholicisme”). In Italië (Non abbiamo bisogno, 1931) en in Duitsland (Mit Brennender Sorge, 1937) is het meermalen tot scherpe tegenstellingen gekomen (zie ook Nationaal-socialisme).

A. A.