(1648-1710), apostolisch vicaris in Noord-Nederland, was reeds als pastoor te Utrecht bevriend met Jansenisten in binnen- en buitenland. Toch werd hij door paus Innocentius XI tot apostolisch vicaris benoemd (1688).
Hij verdedigde zich eerst schriftelijk tegen beschuldigingen van de Jezuïeten, dat hij de Jansenistische leer en praktijken bevorderde. In Rome schreef hij een nieuw verweer, maar weigerde het formulier van Alexander VII zonder méér te ondertekenen.
Toen werd Codde geschorst (1702). Het verzet van een deel van de Nederlandse geestelijkheid hiertegen is het begin geweest van het schisma, waaruit later de Oud-Katholieke Kerk ontstond.
G. v. R.