is de oudste van die profeten, die een schriftelijk getuigenis hebben achtergelaten. Hij was afkomstig uit Tekoa in Juda, maar predikte in het Noordrijk Israël.
Volgens zijn eigen zeggen was hij herder en vijgenkweker, had dus geen opleiding gehad in een zgn. profetenschool, doch werd „door Jahweh achter de kudde weggehaald” om tegen Israël te gaan profeteren (7 : 14). Hij trad er op rond het jaar 760 v.
Chr. onder koning Jeroboam II. Evenals de andere profeten keerde hij zich tegen de onwettige kalverendienst maar vooral tegen de maatschappelijke wantoestanden, die een gevolg waren van de te grote rijkdom der heersende standen (genotzucht, verdrukking der armen enz.).
Zo is hij een boetprediker, die met zeer strenge straffen dreigt, maar van de andere kant toch ook in de verre toekomst het messiaanse heil ziet komen. Amos schijnt niet lang te hebben kunnen prediken, wam zijn optreden tegen het onwettige heiligdom te Bethel bracht hem in conflict met de priester Amasja, die hem door de koning als een ongewenste vreemdeling deed uitwijzen.j. v.
D.
