bn. (-er, -st)
1. in een lichamelijke toestand waarbij niet alle organen goed werken, lijdend: zijn vader is -; een oor; zijn; zich gevoelen; bedenkelijk, ernstig, gevaarlijk liggen; naar ziel en lichaam; vee; -e planten; hij is er van; zich houden; van verlangen. ➝ gasthuis, hond, keukendeur, lachen.
Syn. ➝ krank.
2. overdreven sterk verlangend, vooral in samenstellingen: babbel-, man-, praat-, trouwziek.