Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-02-2020

ziek

betekenis & definitie

bn. (-er, -st)

1. in een lichamelijke toestand waarbij niet alle organen goed werken, lijdend: zijn vader is -; een oor; zijn; zich gevoelen; bedenkelijk, ernstig, gevaarlijk liggen; naar ziel en lichaam; vee; -e planten; hij is er van; zich houden; van verlangen. ➝ gasthuis, hond, keukendeur, lachen.

Syn. ➝ krank.

2. overdreven sterk verlangend, vooral in samenstellingen: babbel-, man-, praat-, trouwziek.

< >