Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-02-2020

waaien

betekenis & definitie

('wa:iәn) (woei en waaide, heeft gewaaid)

1. wind maken: het heeft vannacht flink gewaaid; er waait een storm. Syn. blazen.
2. door de wind in beweging gebracht worden: de vlaggen -; de appelen van de bomen. ➝ hoofd, wind.
3. gaan, lopen: laat het, hem maar -; gelijk het waait en draait, zoals het nu gaat. ➝ boel, breeveertien.
4. onstuimig toegaan: het zal er -!
5. met een waaier lucht aanbrengen: de prins waaide zich met een zijden waaier.