Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

verlopen

betekenis & definitie

A. (verliep, verlopen)

I. (heeft)
1. met lopen doorbrengen: zijn tijd -.
2. door lopen verliezen: hij heeft dat voordeel -.
3. Boekdr. woorden van de ene regel in een andere overbrengen.

II. (is)

1. wegvloeien, weglopen. ➝ getijde, glas, tij, uurglas.
2. zich ontwikkelen: hoe de besprekingen?
3. voorbijgaan: nauwelijks was een week of...
4. afnemen, verminderen, vervallen: de bijval, het sukses verloopt.
5. zijn bijval verliezen: die zaak verloopt.
B. bn.
1. afgedwaald: een stuk vee.
2. verliederlijkt: een sujet.
3. voorbijgegaan: in de tijd; de rente.
4. niet meer pakkend, loom, dol: een schroef.

< >