Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

taal

betekenis & definitie

(ta:l) v. (talen; -tje)

I. Eig.
1. a. Algm. door de spraakorganen voortgebracht middel om gedachten of gevoelens kenbaar te maken: de der mensen is even onvolmaakt als de mensen zelf zijn; spreek-, schrijftaal; rad van -, wel ter - of ter tale zijn, welbespraakt zijn. Syn. spraak.
b. Inz.
a. taal als geestelijk verkeer tussen de leden van een volk of mensengemeenschap: hij kent zijn -, is zijn machtig; de is gans het volk; die geen heeft, is geen naam weerd, waar geen leeft, is geen volk; een gebruiken, hanteren, spreken; iemands -; onze -; mijn moeders taal; moeder-, volkstaal; spreek uw -; de Nederlandse -; de Germaanse talen; klassieke, oosterse, oude talen; een arme, dode, levende, (on)beschaafde, rijke, vreemde -; met „de (moderne) talen” wordt bij ons in de regel bedoeld Duits, Engels en Frans; een gewestelijke - of dialekt; een niet ontwikkeld man gebruikt van zijn taal ± 500 woorden, een ontwikkelde ± 4000, een taalkunstenaar 15 à 20.000 woorden; de bijbel is in 570 talen vertaald; Esperanto en Ido zijn kunsttalen; de tale Kanaäns, de taal der Israëlieten of met bijbelteksten doorspekte taal; in alle talen zwijgen, volkomen zwijgen. b. taal als eigenaardige uitdrukkingswijze van een kring, groep: dichterlijke, literaire -; de der timmerlieden; groeps-, kring-, vaktaal; dieven-, studententaal.
c. taal als eigenaardige uitdrukkingswijze van een persoon of meerdere samenwerkende personen: Vondels -; de van de statenbijbel; dat is niet de van een vriend.
2. Uitbr.
a. geluid van een dier om iets kenbaar te maken: de der vogels, der bijen.
b. ander middel om iets mede te delen: een van tekens.

II. Metn. wat iemand zegt, zijn woorden: gemene, oneerbare, vuile -; krachtige, mannelijke -; dichterlijke, verheven -; een gebruiken, spreken, voeren; brabbel-, laster-, leugentaal. Gez. een zekere voeren, op zekere manier spreken; hij is mij geen waard, is niet waard dat ik tegen hem spreek; iemand - en antwoord, uitleg geven, hem uitvoerig antwoorden, uitleggen; iemand ter tale staan, hem te woord staan; met - en daad, met woord en daad; noch teken of noch tijding, geen enkel bericht.

III. Metf. datgene waardoor men zich uit of iets kenbaar maakt: de mond sprak steeds de van ’t hart; de der bloemen, der wapens. Enc. Zonder de dialekten mee te rekenen, waarvan het getal op ten minste 5000 mag worden geschat, zijn er 860 verschillende levende talen, waarvan 417 op de eilanden van de Stille en de Indische Oceaan, 123 in Azië, 117 in Amerika en 36 in Europa. Het aantal dode talen zou 4000 bedragen. Zeer ontwikkelde geleerde personen schijnen een ± 35.000 woorden van hun moedertaal te verstaan (passieve woordenschat) waarvan zij echter slechts 1/10 d. i. 3 à 4000 woorden in het dagelijkse leven gebruiken (aktieve woordenschat).

Engels is de meest gesproken taal, zij is de moedertaal of de gesproken taal van ± 300 miljoen mensen. Na het Engels is Spaans de meest gesproken taal (250 milj.). Daarna komen het Russisch (125 milj.) en het Duits (90 milj.), terwijl het Italiaans en het Frans ieder door ± 50 miljoen mensen als hun moedertaal wordt gebezigd. De Deense professor Alversen heeft de volkeren van Europa naar hun aanleg om vreemde talen te leren, in zeven klassen verdeeld. Aan de spits van de ranglijst komen de Slaven: Russen, Joegoslaven, Tsjechen, Polen en Bulgaren. De tweede groep bestaat uit de Grieken en Hongaren, de derde uit de Zwitsers en Nederlanders, de vierde uit de Duitsers en Baltische volken, de vijfde uit de Skandinaviërs en Italianen, de zesde uit de Fransen en de Engelsen, terwijl de zevende en minst begaafde groep de Spanjaarden en Portugezen omvat.

Talen aantal woorden

1. Engels 400.000
2. Duits 200.000

Frans 200.000 Nederlands 200.000

5. Italiaans 150.000

Russisch 150.000

7. Hongaars 120.000

Spaans 120.000

9. Oudgrieks 100.000
10 Latijn 50.000