(’ scha:mtәlo:s) bn. en bw. (...lozer, -t)
1. zonder schaamte: een schepsel; een belofte onder de voeten treden. Syn. ➝ onbeschaamd.
2. niet met schaamte gepaard gaand: een ...loze bekentenis van luiheid.
3. getuigend van gemis aan schaamtegevoel: de bankroetier bleef zijn luxe ten toon spreiden.
4. eerloos, schandelijk: een bedrieger.