Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 04-02-2020

schaap

betekenis & definitie

(scha:p) o. (schapen; -je)

I. Eig. huisdier met ringhorens, gehouden om zijn wol, vlees en melk (Ovis ): het mannelijk heet ram, het vrouwelijk ooi, het jong lam; het blaat; schapen houden, fokken, kweken, hoeden, scheren; een kudde schapen; het is het voorbeeld van volgzaamheid, lijdzaamheid en weerloosheid bepaaldelijk tegenover de wolf; zo geduldig, onnozel als een -.

Gez. als er een over de dam is, volgen er meer, als er een het (goed) voorbeeld gegeven heeft, volgen er meer; de ene scheert de schapen, en de andere de varkens, de een krijgt veel, de ander weinig; de schapen scheren (en niet de varkens), al het voordeel van de zaak hebben; de schapen van de bokken scheiden, de goeden van de kwaden; de schurftige schapen blaten het hardst, zij die er het minst recht op hebben, laten zich het meest gelden; een schurftig kan een hele kudde aansteken, een slecht mens, een slecht leerling kan velen bederven; een verdoold, verloren [Luc. XV, 4], iemand die ten aanzien van het geloof of van de zeden is afgedwaald of Scherts., iemand die men vergeefs gezocht heeft of die moeilijk bereikbaar is; er gaan veel makke schapen in een hok, om uit te drukken dat men zich in gebrek aan ruimte heeft te schikken; het zwarte -, de zondenbok; iemands schapen, personen die hij, bepaaldelijk als geestelijk leider, onder zijn hoede heeft; zijn -jes geschoren hebben of zijn -jes op ’t droge hebben, [op een vluchtheuvel bij overstroming], in staat zijn verder van zijn geld te leven, binnen zijn. ➝ herder.

II. Metf.

1. hulpeloos, weerloos, deerniswaardig kind, persoon: arm -je!
2. onnozel, dom persoon: twee onbezonnen schapen.
3. zachtzinnig persoon: wat een goed -je!
4. liefkozend woord voor een vrouw of kind: kom gauw, -je!

Opm. Zie ook verder de samenstellingen met schape(n)...

Enc. Ons tamme schaap stamt af van het wilde schaap, dat zich waarschijnlijk van Azië uit verbreid heeft en thans in Europa nog alleen vertegenwoordigd is door de moeflon op Corsica, Sardinië enz. In Egypte werd het schaap, in de oudheid, als heilig dier vereerd, maar tevens gebruikt om graankorrels in het Nijl-slib vast te trappen. De grote betekenis van het schaap bij de oude Grieken blijkt uit de gedichten van Homeros en het door Herodotos vermelde vetstaartschaap komt ook voor op Assyrische beeldwerken uit 745 v.K. Dit dier dient in Tibet als lastdier. In Italië werd, in de oudste tijden, het schaap als betaalmiddel gebruikt; vandaar het Latijnse woord pecunia (voor geld) afstammend van pecus dat kleinvee betekent.

In de Nederlanden is de schapenhouderij zeer oud; naarmate echter de woeste grond inkromp, verminderde het aantal schapen. In 1846 waren er in België 662.000 stuks, in 1929, 187.000; in Nederland telde men in 1910, 889.000 stuks, in 1930, 485.000. In België houdt men thans nog het Oudvlaamse schaap, het Kempisch schaap, het Suffolk- en Hampshire-schaap en het Entre-Sambre-et-Meuse-schaap. In Nederland is het Friese-schaap een goed melkschaap terwijl het Texelse-schaap, door kruising met Engelse schapen verbeterd, een uitmuntend vleesdier is. Melkschapen worden uitsluitend door boerenarbeiders e.d. gehouden.

< >