Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 12-02-2020

omtrekken

betekenis & definitie

I.('om) (trok om, omgetrokken)

1. (heeft) her- en derwaarts trekken: varkens die hij met zich omtrok.
2. (heeft) door trekken omver doen vallen: een boom met touwen -.
3. (is) eromheen trekken: de stoet is de markt omgetrokken.

II. ('trekkən) (omtrok, heeft omtrokken)

1. trekkend omgeven: de liniën van de vijand -.
2. omringen: een stad met vestingen -.
3. afbakenen, afperken: de beweegredenen van iemands handeling -.

< >