(om'trent)
I. bw.
1. in de nabijheid, in de buurt: geen sterveling is hier -.
2. ongeveer: ter plaatse waar...; 50 fr.; 300 -. Syn. ➝ bijkans.
II. vz.
1. kort ervóór of erna: Pasen; die ouderdom; morgen, deze tijd.
2. over: zich iemand vergissen; er zijn praatjes haar in omloop.
Syn. ➝ aangaande.