('om) m. (-ken; -je)
I. Eig. eromheen getrokken hoofdlijn: de van een figuurkaart; iets in schetsen, tekenen; fraai, schoon, zuiver van -. Syn. ➝ cirkel.
II. Metn. uitgestrektheid, ruimte binnen of vlak buiten een bepaalde om trek: binnen de van een gebouw. Syn. omvang. III. Metf. [van II]
1. nabijheid, buurt: niemand in de wist ervan.
2. naaste omgeving: in de van het dorp; personen uit de -. Syn. ➝ omgeving.