A. ter nabootsing van het geluid van een vingerslag of van een gespannen veer, die losspringt:
- deed de veer en de muis zat in de val.
B. m. (-pen; -je)
I. Eig. geluid als onder A beschreven : geef hem een-op zijn neus; een-je van het fototoestel, en het beeld was op de gevoelige plaat vastgelegd; geen voor de neus waard zijn, niets waard zijn.
II. Metn.
1.Algm. toestel of deel van iets dat met een knip (I) dichtgaat.
2. Inz.
a. werktuig om dieren, inz. vogels te vangen ; een opzetten; vogel-; de muizenval op de zetten, zó dat ze, bij de minste aanraking, dichtknipt; iemand in de -hebben, in zijn macht.
b. a. sluiting die door een veer open- en dichtgaat : een aan een handkoffer; de -(beugel) van een beurs.
b. Uitbr. grendeltje, schuifje aan een deur, raam of luik : doe de deur op de -.
C. m. (-pen; -je) [knippen II]
I. Eig. het knippen : de kondukteur gaf een in het kaartje.
II. Metn.
1. a. ingeknipte plaats, insnijding : aan de -pen in een tramkaart kan men zien welke konducteur ze geknipt heeft.
b. Uitbr. plaats op een (knip)kaart voor een knip : ik heb nog twee -pen op mijn kaart.
2. knipbrood.
D. m. (-pen; -je) [knippen III] het knippen met het oog : hij gaf haar een ten teken van verstandhouding.