('knakkən) (knakte, heeft geknakt)
1. een geluid laten horen, dat door knak wordt uitgedrukt: met zijn vingers -; zijn vingers laten -.
2. met een knak breken zonder te scheiden : de wind heeft veel planten geknakt.
3. nadeel toebrengen aan : de herhaalde werkstakingen hebben de handel geknakt.
4. blijvend verzwakken : zijn gezondheid is geknakt.