(’kluwən) o. (-s; -tje) [~ kluit]
1. Eig. opgewonden bal garen, touw enz. : één katoen; wol, sajet; het zit alles in één -; hoe zal men dat nog ontwikkelen? die verwarde zaak nog tot een goed einde brengen?
2. Metf. in de plantkunde, zijdelings geplaatste vereniging van dichtopeengedrongen, zittende of kortgesteelde bloemen.