Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

keur

betekenis & definitie

v. (-en) [< kiezen]

I. Eig. het kiezen, keuze : dat staat aan uw -; boeken, op toegezonden.

Gez, die de heeft, heeft de kwel, alle keuze is moeilijk; ik wil om de niet van de balk vallen, ik vind beide zaken even goed; baart angst, wanneer men uit verschillende dingen mag kiezen, is te vrezen dat men een verkeerde keus zal doen. → kust. II. Metn.

1. wat men kiest, beste, puik, bloem : de der natie; uit Vondel.
2. verscheidenheid, overvloed om uit te kiezen : van bloemen, van spijzen.
3. A. [naar willekeur, verleende] middeleeuwse oorkonde, waarbij de landsheer een of meer plaatselijke voorrechten verleende : de -en der Vlaamse gemeenten,
B. Uitbr.
a. M. E. statuut, reglement der gilden : de van een ambacht.
b. reglement, verordening bij polderbesturen of waterschappen.

III. [< keuren] merk, stempel van gehalte op goud- en zilverwerk.

< >