(jus'ti:nus)
I. (H.) Grieks wijsgeer, ° omstr. 105 te Sichem, martelaar omstr. 166 te Rome; schreef twee Apologieën van het Kristendom; feest: 14 april. → godgeleerdheid.
II. (Marcus Junianus) Romeins geschiedschrijver uit de IIIde eeuw n. K.; schreef een Wereldgeschiedenis, een uittreksel uit Pompejus Trogus.
III. Oostromeinse keizers :
I. 518-527.
II. 565-578, verloor een groot deel van Italië aan de Langobarden.