Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 04-02-2020

Rome

betekenis & definitie

('ro:mə) o.

I. Eig. stad in Italië beschouwd als
1. Oudh.
a. hoofdstad van het Romeinse Rijk : heet de stad van de zeven heuvelen; de keizer van -; is niet op één dag gebouwd, een groot en groots werk komt niet in korte tijd tot stand.
b. Uitbr. Romeinse Rijk : het grootste oedeelte van Europa was aan onderworpen.
2. hoofdstad van de katolieke wereld met residentie van de paus : de paus van -; is de eeuwige stad. Gez. hoe dichter bij -, hoe slechter kristen, die te Rome of daar vlak bij wonen zijn niet altijd de voorbeeldigste kristenen; met vragen komt men te -, met vragen komt men overal terecht; te geweest zijn en de paus niet gezien hebben, ergens geweest zijn zonder het voornaamste gezien te hebben. ➝ paus, weg.
3. hoofdstad (sedert 1871) van Italië 1 575 000 inw. Vooral kunstnijverheid en -handel.

II. Metn. [van I 2]

1. de paus, de pauselijke macht : zendt zijn missionarissen uit; verzet zich tegen die maatregel.
2. Katolieke Kerk, katoliek geloof; -e leer; - en Dordt, het katolicisme en het calvinisme.

< >