Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

godgeleerdheid

betekenis & definitie

v. wetenschap van God en de goddelijke dingen volgens de openbaring.

Syn. teologie.

I. INDELING

De godgeleerdheid handelt over de openbaring (fundamentele teologie), de dogma’s (dogmatiek), de Heilige Schrift (exegese), de zedelijke gedragingen van de mens (moraalteologie) en de kerkelijke wetten (kerkelijk recht).

II. GESCHIEDENIS

1. De kristelijke Oudheid kent nog geen volledige systematische uiteenzetting der geloofswaarheden. Het is de tijd der apostolische vaders, de schrijver van de Didache, Clemens I, Ignatius van Antiochië, Polukarpos, Hermas, Papias; van de apologeten Aristeides, Justinus, Tatianos, Athenagoras, Theophilos, Minuciüs Felix, Tertullianus, Cyprianus: van de controversisten Eirenaios, Hippolutos. In de IIIde eeuw ontstond de eigenlijke teologische wetenschap aan de katechetenschool te Alexandriö, waar Clemens en Origenes leraarden.
2. De Middeleeuwen zijn de bloeitijd der kerkvaders en der scholastiek. In het oosten zijn Athanasios, Gregohius van Nussa, Kurillos van Jeruzalem, Epiphanios, Basileios, Gregorius van Nazianze, Joannes Chrusostomos, Kurillos van Alexandrië de voornaamste kerkleraars; terwijl Eusebios en Theodoretos over kerkelijke geschiedenis en Ephrem over exegese schreven. In het westen leefden in de IVde en Vde eeuw de grote vaders Hilarius van Poitiers, Hiëronymus, Ambrosius, Augustinus, Leo I (streed o. a. tegen Eutuches). Van de VIde tot de IXde eeuw zijn alleen (de pseudo-) Dionusios de Areopagiet, Joannes van Damascus, Beda, Alcuinus, Rabanus Maurus te noemen. Nieuw leven bracht in de XIIIde eeuw de scholastiek. Haar eerste vertegenwoordigers zijn Anselmus, de schrijvers der Summa’s (o. a. Abaelardus), van de Sententiae (Petrus Lombardus e. a.), en van kerkrechtelijke kompilaties (Gratianus); haar schitterende doctoren de franciskanen Alexander van Hales. Bonaventura (volgeling: Henricus van Gent), Duns Scotus en de dominikanen Albertus de Grote, Thomas van Aquino. Naast de scholastiek bloeide ook de mystiek met Hugo en Richard van St. Victor, Bernardus van Clairvaux, Eckart, Gerson en de Nederlanders Ruysbroeck, Thomas a Kempis, Dionysius de Kartuizer. De latere middeleeuwen zijn een tijdperk van verval; in de XVde eeuw vond echter de scholastiek nog talentvolle vertegenwoordigers in Capreolus en Cajetanus.
3. Nieuwe Tijd. In de XVIde eeuw begint een nieuw tijdperk met het humanisme en de Hervorming gepredikt in de Nederlanden o. a. door Utenhove, Hembyze en Dathenus. Hiertegen traden als apologeten op o. a. Bellarminus, Duperron, Costerus, Stapleton en in de Nederlanden, waar lange tijd de strijd tussen Arminianen (o. a. H. de Groot) en Gomaristen woedde, Pighius, Tapper, Petrus Canisius en de gebroeders Walenburg. Ondertussen werd vooral in Spanje de dogmatiek spekulatief behandeld door de dominikanen de Vittoria, Soto, Cano, Bastez, Alvarez en de jezuïeten Laynez, Toletus, Molina, Suarez, de Valentia, Vasquez, Lessius (Z. N.), de Lugo, Petavius. Estius (N. N.), Maldonado, a Lapide (Z. N.) wijdden zich aan de exegese, Busenbaum aan de moraal, Van Espen (Z. N.) aan het kerkelijk recht. In de XVIIde eeuw kwam het jansenisme op (Jansenius, Arnauld) dat door de jezuïeten werd bestreden. De XVIIIde eeuw waarin een andere, doch minder verspreide ketterij, het febroniamisne, zich uitte, is een tijd van achteruitgang. Toch zijn enkele namen van betekenis te noemen: van Scheelstrate (Z. N.), Schmalzgrueber, Lambertini (later Benedictus XIV), Billuart, Axphonsus van Liguori.
4. Nieuwste Tijd. Bekende teologen uit de nieuwste tijd zijn onder andere in Duitsland: Liebermann, Moehler, Hefele, Kleutgen, Heinrich, Denzinger, Hergenröther, Cornely, Lehmkuhl, Wernz, Scheeben, Knabenbauer, Chr. Pesch, Funk, Schell, Bardenhewer, Fonck, Adam en de bewerkers van het Kirchenlexicon en het Kirchliches Handlexicon; in Italië: Perrone, Patrizi, Ballbrini, Franzelin, Palmieri, Gasparri; in Frankrijk: Migne, Vigouroux, Duchesne, Billot, Lagrange, Garrigou-Lagrange, Lebreton, Bremond, Cabrol, Prat, Baudrillart, d’Alès, de Grandmaison, Sertillanges, de la Taille en de medewerkers aan het Dictionnaire de théologie en het Dictionnaire apologétique; in Engeland: Newman, Wiseman, Manning; in de Verenigde Staten: Gibbons en de uitgevers van The catholic Encyclopedia; in Nederland: Broere, de Groot, van Kasteren, Albers, van Noort, Mannens. Poels; in Vlaanderen: Corluy, Genicot, Beelen. Van Hoonacker, Janssens. Onder de andersdenkenden inz. de protestanten vermelden wij de Duitsers Schleiermacher, Baur, Strauss, Bauer, Döllinger, Tischendorf, Müller, Weiss, Zahn, Wellhausen, Harnack, Hauck, Nestle, von Soden, Jülicher, Barth; de Fransen Renan, Sabatier, Loisy; de Engelsen Westcott, Tyrrell; de Nederlanders Scholten, Moll, Loman, Kuenen, Tiele, Pierson, Kuyper, van Manen, Meyboom. Chantepie de la Saussaye, Bavinck, Baljon, van der Leeuw.

< >