I. Eig. vierde zoon van de patriarch Jakob.
II. Metn.
1. een der 12 stammen van Israël in Palestina waarnaar het land Judea en het volk Joden werd geheten.
2. Joods rijk 932-586, met als voornaamste koningen : Josaphat, Ochozias, Athalia, Joas, Achaz, Ezechias, Manasses, Josias, Sedecias.
Gepubliceerd op 30-06-2020
Juda
betekenis & definitie