Jozef van Egypte

betekenis & definitie

('jo:zef) zoon van de aartsvader Jakob en Rachel, uit afgunst door zijn broeders te Dothan aan kooplieden verkocht, die hem naar Egypte voerden; slaaf bij Putiphar, door valse beschuldiging van diens vrouw in de gevangenis geworpen; werd door uitlegging der dromen van de farao, onderkoning van Egypte, zorgde voor het land in hongersnood en liet zijn familie naar Egypte komen; leefde wsch. ten tijde der Huksos. Gez. daar heb je de dromer, daar heb je de suffer; een kuise -, een eerbaar, rein jongeling of man; het is een onnozele -, het is een sukkelachtige bloed.