('jeukən) (jeukte, heeft gejeukt)
1. prikkeling der huid gevoelen : het jeukt mij op de rug.
2. een gevoel van huidprikkeling geven : mijn arm jeukt; -de uitslag. Syn. krieuwelen.
3. een onweerstaanbare lust hebben : mijn handen om hem te slaan, te schrijven.
4. naar eten verlangen : mijn maag jeukt; de maag jeukt mij.