Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

huid

betekenis & definitie

(huit) v. (-en; -je)

I. Eig. 1. buitenste bedekking van het menselijk of dierlijk lichaam: de poriën van de -; zij gevoelde een rilling kil over haar glijden; tot op de nat worden, nat regenen; slangen glad van Gez. bang zijn voor zijn -, voor zijn leven of voor slaag; een dikke of harde hebben, ongevoelig zijn voor beledigingen en vernederingen; er zijn aan wagen, zijn leven; iemand de afstropen of over de oren halen, hem villen of afzetten; iemand de vol schelden, hem met scheldwoorden overladen; iemand op zijn geven, komen, zitten, hem afrossen; iets met de betalen, met het leven; in een slechte zitten, niet gezond zijn; men moet de niet verkopen, voor men de beer gevangen heeft, men kan slechts beschikken over wat men in zijn macht heeft; met - en haar of al opeten, geheel en al; niet in iemands willen steken, niet in zijn plaats, toestand willen zijn; zijn duur verkopen, zich tot het uiterste verdedigen. Syn. vel.
2. Uitbr.
a. dun bekleedsel van inwendige lichaamsdelen. Syn. vlies.
b. vezelachtig weefsel om sommige plantedelen: de van kastanjes.

II. Metf.

1. buitenbekleding van een schip: een schip met koperen -.
2. Scherts. jas: mijn -je.

Enc. De huid bedekt de gehele oppervlakte van ons lichaam, is 2-2½ mm dik en bestaat uit opperhuid, leerhuid en onderhuid.

1. De opperhuid is samengesteld uit de hoornlaag en de slijmlaag. De eerste kan in hoorn veranderen b. v. bij eeltplekken, is ongekleurd, bevat bloedvaten noch zenuwen, slijt voortdurend af door cellen die afsterven en moet dus aanhoudend vernieuwd worden. Daarom vormt de slijmlaag voortdurend nieuwe cellen. De slijmlaag (ook net van Malpighi geheten) bevat een slijm, de bloedwei die bij het afschuren van de hoornlaag zichtbaar wordt en stolt tot een roofje. Zij is ook rijk aan bloed dat de vleeskleur geeft aan de hoornlaag.
2. De leerhuid, die door looistoffen tot leer kan worden verwerkt, bevat spieren, zenuwen, aders en slagaders, alsmede haarzakken met talkklieren. Van boven heeft zij uitsteeksels, die overeenkomen met de groeven en plooien der opperhuid, en waarin tastknopjes liggen.
3. De leerhuid gaat geleidelijk over in de onderhuid, welke zweetklieren en vetcellen bevat.

< >