I. 1603-1625, ° 1566, zoon van Darnley en Maria Stuart, die hij 1568 op de Schotse troon als Jakob VI opvolgde, erfde 1603 Engeland, verdrukte de puriteinen en de katolieken, die 1605 een mislukte aanslag beproefden om de koning en het parlement in de lucht te doen vliegen. (→ Buskruitverraad, Garnett). Eersteminister : Buckingham.
II. 1685-1688, ° 1633, verijdelde 1685 een poging van zijn neef de Hertog van Monmouth, die zich van de kroon wilde meester maken ; verwekte, door het begunstigen der katolieken (1685 opheffing van de Testeed) en zijn vriendschap met Frankrijk, grote misnoegdheid. Niettegenstaande de algemene godsdienstvrijheid, die hij 1687 verleende en sommigen o. a. de quakers dankbaar aanvaardden, bleven de meesten hem vijandig gestemd, en toen hem een zoon geboren werd, waardoor een katoliek vorstenhuis dreigde te ontstaan, wendden zich de whigs tot Willem III van Oranje, die Jakob 1688 uit het land verdreef en 1690, bij een landing in Ierland, aan de Boyne versloeg; Jakob leefde sindsdien in Frankrijk waar hij 1701 ✝.
Gepubliceerd op 30-06-2020
Jakob van Engeland
betekenis & definitie