Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

jaargetijde

betekenis & definitie

o. (-n)

I. Eig. een der vier telkens wederkerende tijden, gedeelten van het jaar : de ...tij(d)en zijn lente, zomer, herfst en winter.Syn. seizoen.

II.Metf.

1. op een bepaalde tijd van het jaar wederkerende sterfdag: het van Oldenbarnevelt.
2. Kat. jaardienst: het van moeder zaliger.