(hervatte, heeft hervat)
1. opnieuw beginnen, doen: een werk, onderhandelingen de lessen worden 1 okt. hervat; het (bezoek) eens -, eens terugkomen.
2. antwoorden door de woorden van een ander weer op te vatten: wat is daar van aan? wat ervan aan is, hervatte hij...
Syn. ➝ antwoorden.
3. zich -, het meesterschap over zichzelf weer terugkrijgen: zij kreeg een kleur, doch hervatte zich dadelijk.